Nederlandsch en Vlaamsch.
In de October-aflevering van Neerlandia heeft dr. A.A. Fokker een paar dingen gezegd, die ook na het antwoord, waarvan de heer H. Meert hem heeft gediend, niet onweersproken mogen blijven.
Hij schrijft:
‘Nu bestaat er - ook in ons land - een treurige misvatting in zake Vlaams: men gelooft, dat er naast het Nederlands ook een algemeen Vlaams bestaat. Men zie bij voorbeeld het dwaze stukje over 't goed recht van 't Vlaams in onze aflevering van een paar maanden geleden: 't was naar aanleiding van de Franse welkomstrede indertijd te Antwerpen door Vlamingen tot Hollanders gesproken. De schrijver van dat stuk weet blijkbaar niet, dat de beschaalfde algemeen-Nederlandse spreek- en schrijftaal in België met evenveel recht thuis hoort als in Noord-Nederland. Als hij zich de moeite gegeven had, even Jan te Winkel's “Geschiedenis der Nederlandsche Taal” op te slaan, dan zou hij zich hebben kunnen overtuigen, dat onze algemene taal voor een groot deel uit Vlaamse elementen bestaat. Ze staat daarom boven de dialekten.’
Dit doelt blijkbaar op wat er in de April-aflevering te lezen staat onder het opschrift In Vlaanderen Nederlandsch. Nu had de schrijver van dat ‘dwaze stukje’ - dr. Fokker is wat haastig om het geschrijf van anderen dwaas te noemen - niet noodig eerst het boek van Jan te Winkel na te slaan om te weten, dat er veel Vlaamsch is in ‘onze algemene taal’.
Hij wist ook zeer goed, dat ‘de beschaafde algemeen-Nederlandse spreek- en schrijftaal in België met evenveel recht thuis hoort als in Noord-Nederland’, gelijk zij thuis hoort in Oost-en West-Indië en, naar hij hoopt, ook in Zuid-Afrika meer en meer erkend zal worden als de algemeene beschavingstaal van die zijn van Dietsche sprake.
Met dat al is er een kenmerkend Vlaamsch, ook als schrijftaal. De Vlaamsche dichters, de Vlaamsche prozaschrijvers, de Vlaamsche kranten hebben veelal een sterk uitkomend eigen karakter. De schrijvers die met voordacht Vlaamsch dialect in hun taal opnemen nog daargelaten, gebruiken die dichters en prozaschrijvers veel woorden en uitdrukkingen, die in Vlaanderen leven, maar in ons land onbekend zijn of niet gebruikt worden. En nu was het den schrijver van het stukje in de April-aflevering er om te doen, de Nederlanders die dwazelijk lachen om woorden en zinswendingen in het gesproken of geschreven Vlaamsch welke hun ongewoon klinken, te beduiden, dat die Vlaamsche spreekwijze even goed recht van bestaan heeft.
Dat men in Vlaamsch-België werkt voor een algemeen Nederlandsche taal, kan bekend geacht worden. Dezer dagen is in de Belgische Kamer gebleken, dat een meerderheid die taal liever Vlaamsch dan Nederlandsch noemt, schoon buiten die Kamer een meerderheid van meer bevoegden den naam Nederlandsch verkiest. In dien naamstrijd mengen wij ons voor het oogenblik niet. De zaak, waarom het gaat, blijft dezelfde, welken naam men ook kiest. Maar het Nederlandsch, ook het geschreven Nederlandsch der Vlamingen heeft genoeg eigens om het - althans in het aangehaalde stukje, waarin van het opgemerkte verschil sprake was - als een Vlaamsche taal aan te duiden.
De tweede kwestie, waarin dr. Fokker o.i. niet onweersproken mag blijven, is dat hij de Vlaamsche bladen aanraadt om tegen het euvel der gallicismen, waaraan zij zich z.i. alle bezondigen, het middel te beproeven van Noord-Nederlandsche journalisten in dienst te nemen. Het middel dunkt ons erger dan de kwaal. Die Nederlandsche journalisten zouden allicht minder gallicismen gebruiken, maar misschien meer Fransche woorden, en stellig germanismen en ten deele ook anglicismen in de Vlaamsche pers binnenhalen, - de uitzonderingen niet te na gesproken.
Dit is echter niet ons voornaamste bezwaar. Ons voornaamste bezwaar is, dat de Vlaamsche bladen er veel minder leesbaar door zouden worden. Wat ons Noord-Nederlanders zoozeer in de Vlaamsche letterkunde aantrekt, het frissche, het oorspronkelijke, het echte, het schilderachtige en beeldende van de uit-drukkingen, dat kenmerkt - in mindere mate natuurlijk - ook de Vlaamsche bladen.
De krantetaal in Noord-Nederland lijdt aan armoede in woordenkeus, aan eentonigheid, aan gebrek aan levendigheid. Zelfs wanneer de bladen aan het polemiseeren slaan en zij elkaar de waarheid zeggen, betrachten zij gemeenlijk niet de les van den dichter: scheld met variatie! Maar lees nu eens een