Neerlandia. Jaargang 13
(1909)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 261]
| |
ken jare toeneemt. De komst van onzen vroegeren algemeenen secretarts-penningmeester, den heer P.J. de Kanter, in de Tweede Kamer, als afgevaardigde voor Dordrecht, heeft zeker bijgedragen tot het zoo levendige debat over dit vraagstuk in de zitting van 30 November 1.1. De heer De Kanter is, uit kracht van zijn nauwe betrekking tot het Verbond, zoo volkomen op de hoogte van dit onderwerp, dat zijn rede daarover wel de aandacht der Kamer moest versterken. De heeren Dr. De Visser, Van Asch van Wijck en Van Veen vielen het warm pleidooi van den heer De Kanter bij met krachtige betoogen. Toen bleek de Minister voor den groeienden aandrang der volksvertegenwoordiging te bezwijken en verklaarde hij niet tegen subsidie te zijn, wanneer ‘op een bepaalde plaats een werkelijke behoefte aan een Hollandsche school’ bestaat en wanneer er eenige zekerheid is, dat zij, ‘die het onderwijs ontvangen, daardoor voor het vaderland behouden blijven en derwaarts ook zullen terugkeeren’. Nadat Dr. De Visser omtrent de Ned. scholen in Argentinië die verzekering had geuit, gaf de Minister toe, dat een zijner grootste bezwaren tegen subsidie aan die scholen was weggevallen. Hij zou dan ook nog eens zijn bijzondere aandacht aan de Nederlanders in Argentinië wijden en zich nader omtrent hun levenswijze en bizondere omstandigheden doen inlichten. Hiermede is dan door onze Regeering de eerste schrede gezet op het pad, dat het Verbond haar herhaaldelijk heeft gewezen. Wij hopen dat de afgevaardigden, die in deze subsidieering zoo levendige belangstelling hebben getoond, er alsnog in zullen slagen den Minister te overtuigen, dat wat voor Argentinië in het vooruitzicht is gesteld, ook voor de Nederlandsche scholen in Brussel en in het Ruhrgebied noodig is en moeielijk kan worden geweigerd, zonder den Nederlander in Zuid-Amerika boven dien in Brussel of het Ruhrgebied te bevoorrechten. Maar, wanneer die afgevaardigden onze Regeering daarvan kunnen overtuigen, dan zijn wij dankbaar, doch nog niet voldaan. Nederland moet zich wel degelijk laten gelegen liggen ook aan de Nederlanders, van wie het niet zeker is of zij wel weer in Holland zullen terugkomen. Juist door het Nederlandsch onderwijs kunnen wij hun kinderen voor den Nederlandschen stam behouden. Steunen wij dit onderwijs niet, waar de Nederlanders in den vreemde het voor hun kinderen blijken te wenschen, dan handelen wij even verkeerd als met de wet op het Nederlanderschap: wij verstooten landgenooten, die ook in het buitenland Nederlanders willen blijven. En dit is verlies, dat ons te meer zal berouwen, omdat wij het alleen aan eigen schuld kunnen wijten. Wij hopen dus op een langzaam beterend inzicht in dit zoo belangrijke vraagstuk. In elk geval blijkt dat wij vorderen. Een der beste middelen om de beginselen van het A.N.V. te verbreiden is: |
|