De Regeering en het Nederlandsch.
Geachte Heer Redacteur,
De Rijkscommissie tot opsporen van delfstoffen van staatswege, gaf dezer dagen het tweede deel van haar werken uit, handelende over de geolpgie van een deel van Nederland. Dit deel verscheen in de Engelsche taal; het vorige was in het Duitsch. Hoewel op dit tweede deel met vette letter is gedrukt ‘The Hague, 1909,’ is het uitsluitend te verkrijgen te Salzberg in Saxen.
Ik heb tot nog toe vergeefs gezocht naar uitgaven van het Zweedsche, Deensche, of eenig ander buitenlandsch gouvernement, in de Hollandsche taal, uitsluitend verkrijgbaar gesteld in Deventer of Hengelo.
Het Rijks Instituut voor het onderzoek der zee geeft Verhandelingen uit, die, hoewel onder Nederlandschen titel verschijnend, uitsluitend verstaanbaar zijn voor hen, die de Duitsche taal machtig zijn.
De Rijks Hoogere Land-, Tuin- en Boschbouwschool geeft Mededeelingen uit, die ook niet voor landgenooten, doch slechts voor hen, die het Duitsch verstaan, gedrukt schijnen.
Mijn werkkring is te cosmopolitisch om niet te beseffen, dat het voor een geleerde noodig en nuttig kan zijn wetenschappelijke mededeelingen te doen in een taal waardoor hij gemakkelijk een grooter getal collega's, die hetzelfde veld bearbeiden, bereikt. Maar dit gaat m.i. te ver waar het officieele uitgaven van Nederlandsche Regeeringsinstellingen betreft. Zijn de mededeelingen van zóó hoogst belangrijken aard, dat het noodig wordt geacht daarvan ook een breede schaar buitenlanders in kennis te stellen (specialisten die zich voor het onderwerp interresseeren kennen onze taal meer dan men denkt), dan is eene vertaling zeer gemakkelijk bij het oorspronkelijke te voegen. Allereerst mogen wij eischen, meen ik, dat regeeringsambtenaren in officieele uitgaven Nederlandsch schrijven.
Mij zal het aangenaam zijn, geachte heer Redacteur, Uwe meening hieromtrent te vernemen.
Hoogachtend,
Uw dw.,
WOUTER NIJHOFF
's Gravenhage, November 1909.
We behoeven zeker niet te betogen, dat we het volkomen met den heer Nijhoff eens zijn.
Red.