vertelde er over op die aantrekkelijke, aangename wijze welke dezen meester van het woord eigen is.
Het kan zijn belang hebben voor de lezers van Neerlandia te weten hoe, sedert het bovengenoemde werk van Johan Winkler in 1888 verscheen, de toestand thans in Fransch-Vlaanderen is. En dat deelde Pol de Mont ons mee, na eerst een aantal feiten te hebben in herinnering gebracht, reeds door Winkler aangehaald en die als het ware tot staving moesten dienen van hetgeen hij zelf had bevonden.
En de slotsom van zijn bevinding was dat het hem gedurende de enkele dagen die hij in Fransch-Vlaanderen had doorgebracht zonder eenige moeite gelukt is bijna overal met Vlaamsch te recht te komen. In het hotel te Hazebroek waar hij afgestapt was, - al waren dan de opschriften overal Fransch en al kon men op verscheidene winkelramen het ook in België niet onbekende ‘Hier spreekt men Vlaamsch’ lezen, - sprak hij Vlaamsch; op straat merkte hij zelfs nog een Vlaamsch opschrift van een ‘meubelmaker en houtbewerker’ op en op den openbaren weg sprak hij alle standen van de samenleving in het Vlaamsch aan en allen antwoordden hem in die taal. De priesters bedienen er zich bij voorkeur van bij het onderwijzen van den catechismus en prediken er zelfs in, ondanks de wet die het verbiedt; hij kreeg er den indruk dat zij met overtuiging, met bewustzijn aan het Vlaamsch gehecht zijn en voor het vredegerecht, werd hem medegedeeld, werd soms nog in het Vlaamsch gepleit.
Cassel is zuiver Vlaamsch gebleven; in de kerk zag hij verscheidene Vlaamsche plakkaten, waaronder er uit Vlaamsch-België afkomstig waren, en opschriften. In het stedeperk, waarvan verschillende lanen namen van Vlaamschen oorsprong droegen, zooals ‘Avenue De Smytère, Avenue Teirlinck, enz., trof hem een gedenkteeken, waarop o.a. te lezen stond: ‘Le 20 février l'an 1071, victoire du Comte de Flandre, Robert le Frison. - Le 28 août 1328 le roi Philippe de Valois vainqueur.’ Dit doelde op de bekende nederlaag van Zannekin, maar achter het woord ‘vainqueur’ was een vraagteeken gebeiteld en in dit vraagteeken waren de Vlaamsche gevoelens te lezen van hen die het gedenkteeken hadden opgericht. In alle winkels, in alle hotels, op één na, kan men er met Vlaamsch terecht; de kinderen op straat, de hoveniers die in het stedepark doende waren hoorde hij Vlaamsch onder elkaar spreken.
Bergen of St. Winoksbergen heeft haar karakter van oude Vlaamsche stad behouden. In het voorbijgaan van de kazerne hoorde hij Vlaamsch en Fransch spreken en op het belfort speelde de beiaard het Vlaamsche lied:
Daar kwam een boer van Leuven,
Van Leuven daar kwam een boer.
Tot een soldaat, die de wacht hield bij de kruittorens, welke op den ‘Groenberg’ stonden, sprak hij Vlaamsch en die schildwacht kende het liedje dat de beiaard speelde. Uit verschillende monden daar zoowel als elders kwam op zijn vraag of er nog veel Vlaamsch in de streek gesproken werd het antwoord: ‘'t Is al Vlaamsch van hier tot aan de zee!’ De winkelierster bij wie hij prentkaarten ging koopen zei hem met een soort woede in de stem dat men opzettelijk Vlaamschonkundige onderwijzers naar de stad stuurde. Maar zij kon Vlaamsch lezen; dat had zij van haar moeder geleerd en die oude vrouw, welke toen zichtbaar werd, zei hem dat zij haar man en haar kinderen die taal geleerd had. En daar deed hij de ondervinding op dat, ondanks de stelselmatige verfransching van meer dan twee eeuwen, ondanks het sinds 40 jaar bestaande besluit dat het onderwijzen van het Vlaamsch verbood, het Vlaamsch toch nog in de huiskamer levend is gebleven.
Zelfs in Duinkerken, waar de verfransching nochtans groote vorderingen gemaakt had, kon hij weer met zijn Vlaamsch in het hotel te recht; hij hoorde de koetsiers er in het Vlaamsch schelden en daar het juist marktdag was toen hij zich in die stad bevond, hetgeen er een groot aantal buitenlieden had heen gelokt, kon hij het Vlaamsch overal hooren weerklinken. De onderschriften van de schilderijen in het museum waren Vlaamsch, al was het dan ook slecht Vlaamsch, en de suppoost, die ook al deze taal sprak, deelde hem mee, dat de lieden van zijn stand, de kleine burgerij, allemaal Vlaamsch konden spreken, maar het niet konden lezen.
In den trein zette hij zijn proefnemingen voort; voorzien van een aantal liederboekjes, die hij bij iedere gelegenheid gebruikte, trachtte hij steeds te vernemen of de menschen Vlaamsch konden lezen en hij deelde hun de boekjes uit om het te probeeren. Hij zelf zong dan al eens een liedje en hij merkte hoe dit bij die eenvoudige lieden insloeg, en hoe de vrouwen er gemakkelijker toe kwamen om de taal te lezen dan de mannen.
En aldus voortgaande kwam hij tot de slotsom, dat er iets zou moeten gedaan worden om deze bevolking, die zoo door en door Vlaamsch is gebleven, kalm, ordelievend, gezond van natuur is, wat Vlaamsch leven in te blazen. Mogelijk is het, doch er moet met de grootste omzichtigheid, met de uiterste kieschheid te werk worden gegaan. Men moet vooral oppassen daar geen irredentistische Vlaamsche Beweging in het leven te roepen, doch beproeven aan die menschen een weinig letterkundig geestesvoedsel te geven. Tot nog toe was de katholieke geestelijkheid de eenige, alhoewel schuchtere, beschermster van 't Vlaamsch. Men zou liederboekjes onder hen moeten verspreiden, met goed uitgekozen liederteksten, die niemand aanstoot kunnen geven en die geen zinspelingen op vaderlandsche gebeurtenissen behelzen. Dan zouden licht bevattelijke vertellingen onder hun bereik moeten gebracht worden; b.v.b. een werk als Jan Onraedt van Callebert, misschien zelfs een kleine, eenvoudige, met groote letter gedrukte vertelling van Streuvels. Lees- en zingbijeenkomsten zouden moeten worden ingericht. Er is daar een taak weggelegd voor het A.N.V., en ook voor het ‘Willems-’ en ‘Davidsfonds’.
Want volgens de berekening van Pol de Mont zijn er in Fransch-Vlaanderen een 350.000 menschen die Vlaamsch spreken in alle omstandigheden van het leven, behalve wanneer zij zich niet vrij gevoelen, dat is wanneer een ander ze in 't oog houdt. Ja, er zijn er zelfs die geen enkel woord Fransch kennen. Hij was van meening dat Johan Winkler, die dit getal op 750.000 geschat had te hoog in zijn berekening gegaan was, terwijl Theobald Fischer, die het getal 200.000 aangeeft beneden de waarheid gebleven was. In ongeveer 75 gemeenten van de arrondissementen Hazebroek en Duinkerken is het Vlaamsch het gewone voertuig van het gevoel gebleven, in 15 wordt meer Fransch dan Vlaamsch, in 15 andere meer Vlaamsch dan Fransch gesproken.
Heel de Fransche beschaving is over dit land heengegaan zonder er een spoor achter te laten, omdat zij in dien door en door Vlaamschen grond geen wortel kon schieten. En daarom is het dat Fransch-Vlaanderen op verstandelijk en kunstgebied niets meer heeft opgeleverd.
En daarin ligt een les voor Vlaamsch-België. Want waar een studie in anima vili heeft bewezen dat een opleiding in een vreemde taal betreurenswaardige gevolgen heeft, is het de plicht van de Vlaamschgezinden en van de Nederlanders in het algemeen om te verhoeden dat een dergelijke toestand ook in Vlaanderen wordt in het leven geroepen. Honderden van jaren zouden er noodig zijn om den oorspronkelijken geest uit te roeien, en dan ten koste van wat, en intusschen zou het land aan een niet te ontkennen verstomping worden prijsgegeven.
IN VLAANDEREN VLAAMSCH!!