verzocht mij te willen zeggen, wat er van de zaak was.
Dat het Graafschap Holland, gelijk vroeger en later, ook in de 13e eeuw deel uitmaakte van het Duitsche rijk is geen oogenblik twijfelachtig. Daarmede was echter volgens de denkbeelden van dien tijd zeer goed vereenigbaar, dat een Graaf van Holland - Willem I en Floris V hebben dit werkelijk gedaan - ‘homo ligius’, leenman, werd van een anderen heer, onder de verplichting dezen met troepen en schepen te helpen tegen zijn vijanden, welke ook, met uitzondering gewoonlijk van den eigenlijken suzerein; daarvoor werd dan soms door den nieuwen ‘leenheer’ een zekere soms gelds betaald. De zaak komt dus feitelijk neer op wat men later zou noemen een subsudieverdrag zooals Willem I in 1213 (Oorkdb. van H. en Z., No. 232 en 233) met koning Jan van Engeland en Floris V in 1296 met koning Philips IV van Frankrijk sloot (Oorkdb. II, No. 926 en 927). Van heerschappij dezer koningen over Holland en Zeeland is daar echter geen sprake.
Leiden, Oct. 1909.
P.J. BLOK.