Taalzuiverheid.
Dit jaar herdenkt men in Engeland den grooten taalgeleerde, wijsgeer en schrijver dr. Samuel Johnson, die in 1709 geboren werd.
Charles Boissevain wijdt een reeks artikelen aan dezen geleerde en haalt ook een opstel aan van Lord Chesterfield over Johnson's Dictionary of the English Language.
Wat deze Engelsche edelman zegt over de zuiverheid der taal, geeft zoo volkomen het taalbeginsel van het A.N.V. weer, dat wij den lust niet kunnen weerstaan om de betrokken zinsneden hier te laten volgen:
‘Men moet erkennen dat onze taal op het oogenblik in een staat van regeeringloosheid verkeert, en tot nu toe is zij er niet slechter om geweest. Want gedurende de jaren van onzen groothandel met alle rijken der wereld, zijn vele woorden en uitdrukkingen uit andere talen ingevoerd en genaturaliseerd, waardoor onze eigen taal bijzonder verrijkt is. Laat haar thans deze werkelijke kracht en schoonheid bewaren, welke zij aan anderen ontleend heeft, doch laat haar niet gelijk het Tarpeïsche meisje overstelpt en verpletterd worden door onnoodige versierselen. De tijd is gekomen om met kennis van onderscheid te werk te gaan. Wij hebben genoeg verdraagzaamheid en gastvrijheid aan andere talen getoond, en aan een voldoend aantal nieuwe woorden burgerrecht geschonken. Nu zijn gezag en goede orde onontbeerlijk.’