De katholieke Vlaamsche Beweging.
Sedert eenige maanden zijn de Vlaamschgezinden in de katholieke partij zoo sterk op den voorgrond getreden, dat het van belang is in dit maandelijksch overzicht deze beweging even in het bijzonder te beschouwen.
Laat het, ter wille van den buitenstaander, vooraf gezegd worden, dat ieder der drie groote staatspartijen een aantal, dikwijls een groot aantal Vlaamschgezinden in haar midden telt. Dit wetende zal hij zich niet verwonderen te hooren spreken van katholieke, liberale en socialistische Flaminganten. Indien hij de vraag moest stellen, waarom er geen sprake is van Flamingantisme kortweg, van een nationaal-Vlaamsche partij, dan, ja, dan zou hij het bewijs leveren niet heel goed op de hoogte te zijn van de binnenlandsche, Belgische politiek.
In afwachting, dat ooit zoo een partij tot stand komt, - over de mogelijkheid daarvan zullen wij hier niet uitweiden, - staat er ons niets anders te doen dan den toestand in Vlaamschgezind opzicht van iedere partij na te gaan, den vooruitgang aan te teekenen, die gedaan, de overwinningen te vermelden, die behaald worden.
De katholieke Vlaamschgezinden zeggen: wij zijn Flaminganten, omdat we katholieken zijn;
de liberale Vlaamschgezinden beweren: wij zijn Flaminganten, omdat we liberalen zijn;
de socialistische Vlaamschgezinden houden staande: wij zijn Flaminganten, omdat we socialisten zijn.
Ondanks alles wat hen scheidt, is er één zaak, die hen verbindt: de Vlaamschgezindheid, en deze alleen is het, welke ons op deze plaats moet bezighouden.
Voor een paar jaar vermeldden wij hier de schitterende overwinning, die de liberale Flaminganten te Gent, dank zij hun eigen krachtdadigheid, dank zij den steun van den heer Julius Hoste te Brussel, met zijn bladen Het Laatste Nieuws en de Vlaamsche Gazet, op de Franschgezinden van hun eigen partij behaalden in de verkiezingen voor den gemeenteraad.
Dit jaar mogen wij in de katholieke Vlaamsche Beweging op een paar feiten wijzen, die een datum in de geschiedenis van heel de Vlaamsche Beweging uitmaken, feiten, die een geschiedkundige beteekenis hebben verkregen.
Het begon te Leuven, ter gelegenheid van de feesten ingericht naar aanleiding van het vijf en zeventigjarig bestaan van de katholieke Hoogeschool. Toen de stoet van vereenigingen, welke te dier gelegenheid plaats had, voorbij de geestelijke en wereldlijke overheden trok, den kardinaal-aartsbisschop van België, de Belgische bisschoppen en de Belgische ministers, steeg op eens uit een groep van studenten en oud-studenten de machtige kreet op van: ‘Wij eischen eene Vlaamsche Hoogeschool’. De ware beteekenis van deze onverwachte, krachtdadige betooging zal men slechts begrijpen, wanneer men zich den bekenden brief van de Belgische bisschoppen herinnert, vóór enkele jaren openbaar gemaakt en waarin dezen o.a. als hun meening hadden doen kennen, dat een hooger onderwijs door middel van het Nederlandsch niet mogelijk was. Men zal licht inzien, dat het luidklinkende antwoord door studenten en oud-studenten daarop gegeven vrij wat ontroering verwekte. De feiten die, nog tijdens de hoogergenoemde jubelfeesten, daarop volgden, kenschetsten den toestand waarin de gemoederen toen verkeerden: het verzet van de Franschgezinde studenten tijdens het feestmaal tegen die dischgenooten, welke hun heildronken in het Nederlandsch wilden uitbrengen, zoodat het dezen nagenoeg niet mogelijk was om aan het woord te komen, de botsingen, die in de straten van Leuven tusschen Vlaamsche en Waalsche studenten plaats hadden. Vervolgens kwam de ontbinding door de universitaire overheid van de studentenvereenigingen, een maatregel, die vooral het aan leden talrijke Vlaamsch Studentenverbond trof, en ten slotte de vervanging als rector van den Vlaming, Mgr. Hebbelynck door den Waal Mgr. Ladeuze.
Toen kwamen de Rodenbachfeesten te Roeselare. Weer waren daar de katholieke studentenjeugd en ook de oud-studenten vereenigd. Nogmaals weerklonk er het: ‘Wij eischen eene Vlaamsche Hoogeschool’, en teekenend was het, dat daar de met een rouwfloers bedekte vlag van het pas ontbonden Vlaamsch Studentenverbond van haar rouwband werd ontdaan, een duidelijk bewijs, dat de Vlaamsch-katholieke studenten hun vereeniging als dusdanig niet ten doode wilden opgeschreven zien, dat zij in verzet kwamen tegen het besluit van de overheid.
Ten slotte kwam het katholiekencongres te Mechelen, een congres, waar men besloten had alle vraagstukken, die de eensgezindheid onder de katholieken maar eenigszins konden verbreken ter zijde te laten, zoo o.a. het vraagstuk van de vervlaamsching van het hooger en van het middelbaar onderwijs. En niettegenstaande dat, zagen wij hoe, ondanks het aanvankelijk verzet van degenen, die de vergaderingen leidden, een wensch werd aangenomen, waarbij het inrichten van Nederlandsche leergangen aan de Hoogeschool te Leuven werd gevraagd, en hoe voor een buitengewoon talrijk gehoor de vervlaamsching van het vrij middelbaar onderwijs, het zoogenaamde wetsvoorstel Coremans of thans het wetsvoorstel Franck-Segers, op ernstige wijze door bevoegde mannen, persoonlijkheden in de katholieke Vlaamsche Beweging, werd besproken. En dat, terwijl het punt niet op de dagorde stond, terwijl men zelfs al het mogelijke gedaan had om het er af te houden.
Er is iets, er is veel veranderd in de katholieke partij uit een Vlaamschgezind oogpunt. Een frissche geest van onafhankelijkheid is daar ontstaan, een steeds sterker wordend bewustzijn heeft er de harten veroverd. De vervolgingen, waaraan indertijd katholieken, ter wille van hun Vlaamschgezinde overtuiging, hebben blootgestaan, hebben vruchten gedragen, die nu aan het rijpen zijn. Velen drukken nu vrij hun meening uit, al druischt die zelfs lijnrecht tegen de opvattingen van de bisschoppen in. Namen als die van Mr. Dosfel, Prof. Dr. Van Cauwelaert, Dr. Van de Perre, Mr. A. Henderickx, Mr. H. Lebon, Mr. E. Wildiers hebben een groote beteekenis; zij worden gedragen door mannen, die het Vlaamsch-nationaal gevoel luide in zich voelen spreken. Zooveel anderen, die, wegens de persoonlijke omstandigheden, waarin zij verkeeren, niet op den voorgrond kunnen treden, voelen dit bewustzijn niet minder sterk in zich gloeien en kenschetsend is de opmerking van een Franschen geestelijke, die op het Congres te Mechelen aanwezig was en die zei, doelende op de houding van de talrijke Vlaamsche priesters, die er tegenwoordig wa-