Diep bewogen moest hij herhaaldelijk ophouden. Zijn gemoed was te vol, toen hij daar stond met het verleden voor oogen, dat een zoo glansrijk Heden, een nog schitterender Toekomst voorspelde.
Met zijn innemend sprekerstalent vertelde hij van het studentje Albrecht, op wien zijn invloed van onschatbre waarde was.
Grootsch is de aanblik van een grijsaard, in den avond des levens vol hoop sprekend van een toekomst, die hij niet zien zal en die hij toch wenkt, zich zelf vergetend in het groote gevoel van liefde voor zijn volk, van geloof in zijn kracht en kunnen.
Toen de wijzers der klok twee uur wezen, was het schoonste oogenblik der feesten aangebroken. Tweemaal bulderde het kanon en zie in den gulden zonneglans valt het doek weg, dat de beeltenis bedekte van den edelen Vlaming.
Daar staat hij, groot in zijn eenvoud, de oogen in mijmerend zoeken en verlangen gericht naar den arend, die op zijn rechterhand zit met uitgespreide vlerken.
Spontaan wordt hij begroet door grooten en kleinen van den lande, geëerd door dichters en kunstenaars, toegezongen door duizenden kelen.
Bezielend klonk de muziek over het wijde plein met zijn tallooze menschen en als de schare zangers, op een verhevenheid geplaatst, ‘de Blauwvoet’ aanhieven, trilde leven in aller oog, kwam het bewustzijn van macht in iedere ziel.
Hulde den kundigen maker, den beeldhouwer Lagae, die het edele gelaat, waaruit de groote ziel spreekt van Rodenbach, voor verre geslachten in brons behield. Hij heeft een mooi werk gedaan.
Wanneer ik al de gevoelens uitzeggen moest, die in mijne ziel opkwamen, gevoelens van weedom, vreugde, hoop en geloof, van liefde en verlangen, onder het voorbijtrekken van den geschiedkundigen stoet, werd mijn opstel gewis te lang.
‘Vlaanderen door de eeuwen heen’ zou men verbeelden en aan die belofte is voldaan.
Vooral trof mij de voorstelling van den eersten praalwagen. Op den top der duine stonden de teedere Goedroen en de fiere, krachtige Herwig. Als een hulpbehoevend kind vlijde ze heur mooi blond hoofd aan de breede borst van den stoeren zeekoning. Meer naar beneden stond Wate met profetischen blik en voorspellend gebaar wijzend naar eene toekomst van glorie. In de laagte bevonden zich Carausius en de verachtelijke Allectus. Dan volgden benden strijders in Germaansche en Romeinsche dracht en als ze onder 't zingen van den Bardit schilden en spiezen ophieven, had het al een aanzicht van zelfbewuste kracht. Deze groep was een mooie verzinnebeelding van wat de Vlamingen worden moeten.
Filippine van Vlaanderen, omringd van twee en dertig jonkvrouwen bood een aller mooisten aanblik. De lange, kleurige kleeden, die ver naar beneden over de paarden hingen, maakten den stoet tot een grootsch beeld van Vlaanderens voormaligen rijkdom en welvaren.
Een bron, aan welker einde twee maagden zaten, de eene met den Nederlandschen leeuw, de andere met den Vlaamschen stelde voor de verbroedering van Noord- en Zuid-Nederland.
Uit die bron stroomde rijkelijk goud.
Vondel, Bilderdijk en anderen werd hulde gebracht.
De opvoering van de Filippine van Vlaanderen, een mooi drama van Rodenbach, bracht weer velen samen in de Gildezaal.
Goed werd gespeeld en ik geloof met Rodenbach, dat het tooneel een zegen voor Vlaanderen zijn zal.
Om 9 uur was er muziek op 't Marktplein en nog schitterender dan den avond te voren was de verlichting. Het Wien Neêrlands bloed en 't Wilhelmus van Nassouwe klonken als een vriendengroet en te midden der massa nam de Nederlander eerbiedig zijn hoed af, voelend in den vreemde groote liefde voor zijn land, dat gehuldigd werd; voelend aangroeien in zijne ziel genegenheid en meelijden voor het volk, dat verdrukt en beroofd van eigen taal, zucht naar vrijheid.
Vuurwerk besloot dezen dag. Indien ik het eenig noem zeg ik niet te veel. Een donderend geraas en lichtende gloed deden het: ‘Vliegt de blauwvoet? Storm op zee!’ helder staan tegen den donkeren hemel.
De Vlaamsche Maagd verscheen in een stralenkrans met zegenend gebaar. Waardig werd hier feest gevierd en onder de wegstervende kreten klonk nog los en ongedwongen: Oranje boven, leve Wilhelmien, door Noord- en Zuiderlingen broederlijk gezongen.
Gegroet, schoon Vlaanderland! Ongaarne scheidde ik.
't Is zoo zalig bij verre vrienden te zijn, een sterk, krachtig volk, dat worden wil een waardig deel van den fieren Nederlandschen Stam.
Vlaamsche broeders, wij willen u helpen. Meer nog dan ge denken zoudt, leven wij mee uw strijd voor recht en taal. In 't hooge Noorden wordt gedeeld in uw lief en leed.
Gegroet, schoon Vlaanderland!
Uw toekomst is verzekerd, als ge blijft voortgaan op den ingeslagen weg; als ge begrijpen blijft, dat wij, Nederlanders, uw broeders zijn, kinderen van eene machtige moeder, die is onze taal.
Gegroet, schoon Vlaanderland!
Wakker geschud uit uw droom door den jongeling, die een man was, zult ge herrijzen uit het verval weldra, als ge uw oogen richten blijft naar ons, onze taal gaat leeren op uwe scholen, uwen kinderen onzen Vondel, onzen Bilderdijk, onzen Multatuli te lezen geeft.
Gegroet, schoon Vlaanderland! Ik roep u toe een hartelijk Tot weerziens!
Weert.
ANDRE SCHILLINGS.