Versterking van het Nederlandsch element in Nederlandsch Limburg.
Ons Limburg is vooral als Nederlandsche voorpost van veel belang; - gedrongen tusschen België en Duitschland zullen zich daar steeds vreemde invloeden doen gevoelen door instrooming van buitenlanders en van vreemd geld, door gebruik van het Duitsch of het Fransch in plaats van het Nederlandsch, en het verduitschen of verfranschen van de Nederlandsche taal.
Dubbel krachtig moet in zulk een land daartegen gewaakt worden en alleen door versterking van het Nederlandsch element met Nederlandsche taal en gebruiken, is dit te doen.
De laatste jaren is daar al verbetering in gekomen door wering van vreemd geld en door het meerdere gebruik van de Nederlandsche taal in ons meest zuidelijk gewest, waar men tot voor korten tijd zelfs op officieele stukken, nog den naam ‘Hertogdom Limburg’ aantrof.
Tevens is deze provincie zooveel belangrijker geworden dan vroeger, niet het minst door de ontginning van reeds bekende - en de ontdekking van nieuwe, rijke kolenvelden.
In en op die mijnen waren werkzaam eind 1908, 5374 personen, waarvan 4300 Nederlanders, 814 Duitschers, 130 Belgen, 117 Oostenrijkers en 13 andere vreemdelingen; - ongeveer een vijfde van het aantal bestond dus uit vreemdelingen.
Nu is het aantal der Nederlanders die de laatste jaren naar de mijnstreken in Duitschland, voornamelijk Westfalen trokken, belangrijk toegenomen; men telt ze bij duizenden!
Wanneer men de brieven van zulke personen leest, ziet men dat zij na jaren beginnen te verduitschen, en daar hunne kinderen er geen Nederlandsch onderwijs kunnen bekomen en deze dus op Duitsche scholen gaan, is er veel kans dat deze laatsten opgaan in het groote land, waar hunne ouders werken.
Vele ouderen verlangen echter terug naar hun eigen land, waar mogelijk de loonen wat lager zijn, maar waar zij zich thuis gevoelen, waar de levensmiddelen goedkoop zijn en waar zij niet, zooals in Duitschland - als vreemdelingen - voor schoolgeld enz. veel moeten betalen.
Het feit bestaat, dat in Duitschland duizende Nederlandsche arbeiders in mijnen werken, dat in Nederlandsch Limburg meer dan duizend buitenlandsche mijnwerkers hun brood verdienen.
Zoude het nu voor versterking van het Ned. element in Limburg niet mogelijk zijn hier een wisselwerking te doen intreden?
Kunnen de Ned. Consuls in het Rijngebied in Duitschland de Ned. werklieden er niet op wijzen dat zij in hun eigen land door mijnarbeid in hun onderhoud kunnen voorzien?, terwijl dan tevens geleidelijk de vreemde arbeiders voor zooverre die gemist kunnen worden, zouden kunnen worden ontslagen?
Limburg is voor het Alg. Ned. Verbond nog een vrij wel onontgonnen veld; welaan, geheel op zijn weg ligt het, op een practische wijze in ons Limburg, het Nederlandsche element te versterken.
J.A. VAN DER STAR.
's Gravenhage, September 1909.