Holland... een klein land.
In de Amsterdammer, Weekblad voor Nederland, is eenige weken lang een ernstige strijd gevoerd naar aanleiding van een artikel van Hamilton Fyfe over Holland en de Hollanders. Onze letterkundige G. van Hulzen heeft dien strijd doen ontbranden door het bewuste artikel geheel te vertalen, maar meer nog door te laten blijken dat de schrijver in vele opzichten door hem in het gelijk werd gesteld.
Het kan niet onze bedoeling zijn hier ook maar in het kort het betoog van dezen Engelschman en de vele tegenbeweringen weer te geven. Wij moeten volstaan met de mededeeling, dat de strijd in de Amsterdammer is uitgevochten door het in het vuur brengen van vele en krachtige bewijzen; waarbij wij het slechts betreuren, dat de heer G. van Hulzen, die alleen aan de zijde van den Engelschman stond, voor zijn betoog, dat wij bovenal heel slechte handelslieden zijn, geen feiten heeft aangevoerd. Dan had zijn aanval ons land tot nut kunnen zijn, omdat ons onze feilen waren getoond. Nu kon zijn beschuldiging in zijn algemeenheid slechts prikkelen zonder tot praktische uitkomsten te leiden.
De strijd was nu bovenal belangwekkend, omdat hij opnieuw helder heeft bewezen dat het nationale zelfbewustzijn groeit bij ons volk. Het is nog niet zoo lang geleden, dat iets alleen goed heette, wanneer het uit het buitenland kwam; dat door de meerderheid slechts geringschattend werd gesproken over eigen kunst, nijverheid en handel.
Die tijd schijnt wel achter ons te liggen, en gelukkig steunt dit toenemend zelfbewustzijn op hechten grond. Waar we om ons zien, daar roert het. Geen die het ontkent.
Vlaanderen ontwaakt en begint met klem zijn rechten te eischen, die het tot heden te schuchter nog had gevraagd.
De Gil Blas klaagt er over dat het Vlaamsch aan kracht wint in Fransch-Vlaanderen en roept de Alliance Française te hulp om het kwaad te keeren.
In Zuid-Afrika ontwikkelt het verwonnen en ter neer geworpen Hollandsche ras, zoo kort na den oorlog, een weerkracht, die bewondering wekt en een Engelschman in de English Review van September reeds doet schrijven: dat de oorlog niet de Unie, maar wel de Afrikaner-heerschappij in de Unie heeft tot stand gebracht.
En in het oude moederland zelf begint de ondernemingsgeest weer vaardig over ons te worden. Geen die niet meer ziet, dat er een opleving is. Wij teren niet langer op onzen ouden roem. We hebben ingezien, dat dit teren ook hier interen was. We durven weer wat en beginnen weer vertrouwen te krijgen in eigen kracht. We werken weer in het heden en gelooven in de toekomst.
Ook het buitenland valt dit op. Zelf wijst het ons nu en dan waar wij uitblinken. A.E. Spencer toont in het laatste Magazine of Commerce dat 't oude zeemanschap der vaderen nog ons volk eigen is: ‘De Internationale Sleepdienst-Maatschappij te Rotterdam, schrijft hij, is houder van het wereldrecord voor de langste oceaan-sleepreis, die ooit is ondernomen en tot een goed einde gebracht.’
Neerlandia geeft elke maand een reeks berichten, die toonen dat de Hollandsche stam zich weer herhaaldelijk van zijn beste zijde doet kennen.
Maar het zoo gelukkig herwonnen zelfvertrouwen moet ons niet tot het andere uiterste: zelfgenoegzaamheid, brengen. Wij herleven. Ja. Maar het is nog pas het begin. Geen, die het zal durven beamen dat wij van alle gaven, die wij bezitten en van alle natuurlijke voordeelen, waarover wij beschikken, tot het uiterste hebben partij getrokken.
Daarom is het goed, wanneer een buitenlander ons eens de waarheid zegt, al komt deze misschien in het eerst wat hard aan.
Als wij onzen blik onbeneveld houden, en niet laten vertroebelen door Jingoisme, weten wij dadelijk waar wij verkeerd worden beoordeeld, en tegen die valsche voorstellingen moeten wij met kracht opkomen. Maar met de andere opmerkingen moeten wij ons voordeel doen. Leert de vreemdeling ons, waar wij te kort schieten, dan zou het voor onze nationale ontwikkeling en welvaart te betreuren zijn, wan-