die in het Februari-nummer van dit maandblad werd opgenomen. Sprekende over de handelwijze van het bijzonder korps der jagers-verkenners van de Antwerpsche Burgerwacht, korps dat twaalf jaar lang de wet op het gebruik van het Vlaamsch had overtreden, schreven wij: ‘Wij zullen afwachten wat de toekomst brengt’ en dat, moesten ‘de betrokkenen van plan zijn in de toekomst niet meer dan in het verleden de wet na te leven, het te hopen zou zijn dat door een nog veel krachtdadiger betooging dan die waartoe de Gemeenteraad zijn toevlucht nam, men den personen in kwestie zal duidelijk maken, dat het aan niemand toegelaten is zich boven de wet te plaatsen.’
Onze voorspelling is uitgekomen: die krachtdadiger betooging heeft plaats gehad en de bevelhebber van het bewuste korps heeft door zijn onstuimig optreden aan de Vlaamsche zaak een dienst bewezen waarvoor men hem in den grond dankbaar moet zijn.
Het woord van den jongen Vlaamschgezinde tot den bevelvoerenden majoor: ‘Kommandeer in het Vlaamsch’, de slag met zijn sabel op den hoed van den onderbreker, de tentoonstelling van den doorgehouwen hoed in de uitstallingskast van een boekhandelaar der stad, de spotprentkaarten, de liedjes die aan het geval gewijd werden, de druk bezochte volksvergaderingen waar de zaak besproken werd, de ondervraging in de Kamer tot den betrokken Minister gericht, de woelige zitting van den Antwerpschen Gemeenteraad, de manifesten die op de stadsmuren door Vlaamsche vereenigingen werden aangeplakt en waarin, evenals in betoogen aan de Kamer, den Minister en zelfs aan den Koning gezonden, op ontslag van den majoor werd aangedrongen, dat alles zijn zooveel feiten die het bewijs leveren van de opschudding, die het voorval verwekt heeft.
Het gevolg er van zal in ieder geval zijn, dat in de toekomst de bewuste wet van 1897 op de Vlaamsche bevelen in de Burgerwacht niet meer zal worden overtreden. Maar het valt ons moeilijk dit als een eigenlijke overwinning te beschouwen, daar het toch meer dan ongehoord is dat een volksbeweging, door de gepleegde feiten in het leven geroepen, moest ontstaan om een bestaande wet te doen naleven.
Doch wat van grooter belang mag worden geacht is de omstandigheid dat heel die zaak het Vlaamsche volksbewustzijn en het Vlaamsch nationaal waardigheidsgevoel een graad hooger heeft doen stijgen. En te onthouden valt ook de les die in het geval ligt besloten, namelijk dat waar kalme redeneering, beleefd vragen, voortdurend aandringen op de toepassing van een aangenomen wet niets vermochten, een daad, die, zij moge in zekere opzichten niet wettig zijn, maar die door het voorbeeld van anarchie van hoogerhand zeer begrijpelijk en zelfs noodzakelijk werd, alleen in staat was om te verkrijgen wat op de andere wijze niet kon worden bereikt.
Want wat staat den Vlaamschgezinden anders te doen, wanneer de overheden hun het recht niet toekennen waarop zij, volgens de wet zelf, aanspraak mogen maken, dan dat recht te nemen? Daden alleen zijn daartoe bij machte.
Een verheugend gevolg van het voorval is ook dat alle Vlamingen, tot welke politieke of godsdienstige denkwijze zij ook behooren, zich één hebben gevoeld en in het onderhavig geval, alle meeningsverschil ter zijde stellend, hun nationaal gevoel in de eerste plaats hebben laten spreken. Dit is een teeken des tijds en een bewijs van hetgeen meer dan eens in deze maandelijksche overzichten werd beweerd: dat slechts in de opwekking van het algemeen nationaal Vlaamsch bewustzijn de eindoverwinning van de Vlaamsche Beweging te vinden is.
Vlaamsche studeerenden, neemt deel aan den vijfden Vacantieleergang te Leiden (zie blz. 168)!