Albrecht Rodenbach.
Op 21, 22 en 23 Augustus a.s. zal te Roeselare, de geboortestad van Albrecht Rodenbach, het gedenkteeken worden onthuld dat, dezen jonggestorven dichter ter eere, wordt opgericht. Er is reeds zooveel over hem geschreven in Noord- zoowel als in Zuid-Nederlandsche bladen en tijdschriften en er zal waarschijnlijk nog zooveel over hem worden geschreven dat het misschien wel overtollig moge schijnen hier nog lang uit te weiden over dien jongen man, die tijdens zijn kortstondig leven reeds zoo een grooten invloed op de Vlaamsche studenten wist uit te oefenen en waarvan de naam nu nog bij machte is om het gevoel van de Vlaamsche ‘knapenschap’, om een woord van Rodenbach zelf te gebruiken, in beweging te brengen.
Het getuigt wel voor de meer dan gewone waarde van dezen jongeling dat, bijna dertig jaar na zijn dood, zijn naam nog steeds als een symbool geldt voor de studenten die het hunne willen bijbrengen tot de herwording van het zoo lang verdrukte Vlaanderen. Indien hij al niet de eerste onder de Vlaamsche studenten was, die droomden, die schreven, die ijverden voor de herleving van Vlaanderen, - hij zelf herdenkt o.a. met veel waardeering hetgeen Julius Vuylsteke vóór hem in die richting had gedaan, - toch mag hij in zekeren zin beschouwd worden als een voorlooper. Want met sterker nadruk dan het tot dan toe gebeurd was legde hij de noodzakelijkheid bloot om van de Vlamingen andere menschen, cultuur-menschen, te maken, indien zij het recht wilden doen gelden om plaats te nemen onder de beschaafde volkeren van West-Europa.
Maar Rodenbach was niet alleen de theoreticus. Hij had de kracht om zijn woorden in daden om te zetten. Hij was niet slechts de dichter, hij was ook de strijder, in zeker opzicht de Körner van onze vreedzame Vlaamsche Beweging. Hij was een inrichter en slaagde er in de Katholieke Vlaamsche studenten te groepeeren, ze aan te zetten om hun krachten te vereenigen, opdat zij den goeden strijd met goed gevolg zouden kunnen strijden. Zijn geschreven zoowel als zijn gesproken woord stonden hem daarbij ten dienste.
Hij was een opwekker, die met zijn veelzijdig talent een machtigen stoot heeft gegeven aan de beweging die in Vlaanderen voor het herwinnen van eigen wezen op alle gebied bestaat. En het was opmerkenswaardig dat, ondanks zijn verfranschte schoolopvoeding, de Germaansche beschaving zoo diep wortel in hem had geschoten, dat hij, nagenoeg over verscheidene eeuwen terugspringend, het Vlaamsche leven, den Vlaamschen geest en de Vlaamsche ziel onmiddellijk deed aansluiten bij de Germaansche overlevering. Daarvan legt zijn treurspel Gudrun een prachtig bewijs af. Daarin vertoont hij zich ook als iemand die de stof van den grooten dichter in zich meedroeg en, evenals in zijn verzen, treft hij ons door zijn mooie dichterlijke visie, door zijn kernachtige zeggingskracht, door zijn teekenende schilderachtigheid, door zijn klankvollen rythmus.
Dat dit alles niet tot volle ontwikkeling mocht komen, dat die strijdersnatuur zoo vroeg moest heengaan, is een van de smartelijkste gebeurtenissen die de Groot-Nederlandsche letterkunde, die de Vlaamsche Beweging moesten treffen. Maar de Goden hadden hem lief en namen hem jong tot zich; doch ook de menschen hadden hem lief en houden zijn nagedachtenis in eere.
Die vereering zal op hoogergemelde dagen te Roeselare een stoffelijken vorm aannemen en wanneer eenmaal de Vlaamsche Beweging haar einddoel zal hebben bereikt, dan zal men nog des te beter beseffen wat Albrecht Rodenbach voor het Vlaamsche volk geweest is en zal men met dankbaarheid wijzen naar het gedenkteeken, dat dan in de oogen van het volk iets heldhaftigs zal hebben gekregen.