Een Stem uit Afrika.
De Laan, Stellenbosch, K.K.,
1 Juni 1909.
Zeer Geachte Redactie,
Toen ik den laatsten October in Amsterdam een bezoek bracht aan onze twee zoons, waarvan de oudste, Theo, pas van een zeer ernstig ziekbed was opgestaan, had ik het voorrecht en genoegen eenigen onzer jonge Afrikaners te ontmoeten. Het deed mij goed hen zoo gelukkig, tevreden en t'huis onder onze Nederlandsche vrienden te zien. Ik kwam toen tot de overtuiging, dat onze zoons en zelfs ook dochters, naar geen beter plaats voor hun verdere studies kunnen gaan dan Amsterdam, want daar zijn niet alleen de studies degelijk, maar ook op geestelijk, zedelijk en nationaal gebied zijn de jongelui veilig en komen zij onder de beste invloeden door dat zoo velen van de huizen der beste famieljes voor hen openstaan en zij met zoo veel liefde opgenomen worden. Ik gevoelde toen en voel ook nu nog dat wij in Zuid-Afrika die lieve vrienden, die zoo veel voor onze kinderen over hebben en voor hen doen, niet genoeg kunnen danken, van daar dan ook dat wij, met uw verlof, gebruik maken van uwe kolommen, om hen voor ons zelven als ook namens de Zuid-Afrikaansche ouders, die kinderen daar hebben, onzen hartelijken dank te brengen voor alles wat zij aan onze zoons en dochters gedaan hebben tijdens hun verblijf bij u, als ook voor de hartelijke belangstelling in onze lieve Theo, gedurende zijn ernstige ziekte in Amsterdam.
Hoogachtend, de uwe,
M. SCHONKEN, geb. RETIEF.
Niet naar aanleiding van dezen brief past het te wijzen op de oorzaken van het misverstand, in vroegeren tijd vooral tusschen Afrikaners en Nederlanders gerezen. Wat wel past evenwel is dezen brief nadrukkelijk te aanvaarden als een bewijs, dat het niet waar is, dat Nederland in Afrika niet wordt gewaardeerd. Mevrouw Schonken had de gemeenschappelijke belangen van beide verwante volken, maar vooral de belangen van haar eigen volk, onmogelijk beter kunnen dienen dan op deze wijs. Zij is het die den dank uitspreekt aan de Nederlanders die voor haar kinderen zoo goed zijn geweest, maar zij spreekt behalve uit naam van haar man, ook in naam van al de Afrikaansche ouders. Die allen waardeeren het zoo oprecht dat hunne zonen en dochteren in ons land, behalve hunne wetenschappelijke opleiding, zooveel steun ontvangen voor hunne zedelijke en nationale vorming.
Dat woord uit het hart eert de moeder, die de liefdevolle behandeling nog zoo versch in haar geheugen heeft, haar overleden kind hier aangedaan. Maar ook eert het de vrouw, die, altijd zoo ijverig kampende voor de rechten van haar volk, de lieve nagedachtenis van haar betreurden jongen nog dienstbaar maakt aan de toekomst van haar land en volk.
Volkomen waar is het wat zij zegt, dat nergens de belangen van Afrikaners, die tot voortzetting hunner studiën tijdelijk naar elders gaan, beter worden gediend dan in Holland, hetzij dan in Amsterdam of aan eenige andere onzer Hoogescholen. Volkomen waar is het ook, dat huis en hart van de besten onder ons hier voor hen openstaan. Verleiding is voor jongelui overal te vinden; groote steden eischen altijd goeden wil en karaktervastheid. Maar nergens elders ter wereld zal het Afrikaner kind zooveel oprechte vriendschap en zooveel krachtigen steun vinden, om de gevaren te trotseeren.
Wat echter Holland tot het eenige land moest maken, waarheen de Afrikaansche ouders hun kinderen zenden, dat is behalve al het andere de overweging, dat zij hier gestaald worden in den strijd voor nationaliteit. Hier spreken en hooren zij de taal, die alleen hun redding kan brengen in hun geestelijken strijd. Heerlijk is de gedachte voor de ouders, dat hun kind nog na zijn dood werkt aan de vervulling van zijn liefste ideaal.
Theo Schonken wekt nog de levenden tot krachtige plichtvervulling. De daad zijner moeder is geheel in zijnen geest.