Wat men in de Bataklanden niet heeft.
Men heeft in de Bataklanden
geen spoor- of tramwegen;
geen hotelletjes, ook niet op de paar grootere plaatsen - wel talrijke houten gouvernementslogeerhuizen, pasanggrahans -;
geen vrachtbootjes op het Tobameer;
in de langgerekte hoogvallei van Si Lindoeng met haar prachtige wegen haast geen inlandsche huurkarretjes (slechts twee of drie), en op de Karo-hoogvlakte met haar breeden automobielweg evenmin;
geen kerken voor Europeanen;
geen bezienswaardige gebouwen, behalve wellicht de dubbelgetorende kerk te Pearadja (in Si Lindoeng);
slechts zeer enkele particuliere ondernemingen van land- en mijnbouw (behalve dan de koffie-, tabak- en rubbertuinen in het hellingland tusschen de Karohoogvlakte en Sumatra's Oostkust);
geen Europeanen dus die noch ambtenaar noch zendeling zijn of geweest zijn;
geen couranten - men kan naast de couranten van Java slechts de Sumatra-Bode van Padang of een der bladen van Medan lezen -;
geen ziekenhuizen (behalve het zendingshospitaal te Pearadja);
geen dokters (behalve een dokter-djawa te Si Bolga en twee zendeling-artsen te Pearadja);
en geen stadjes.