Voornamen van Christenbataks.
Waar de Bataks nog heiden zijn gebleven, zooals ten Noorden en ten Westen van het Tobameer en op de hoogvlakte daarbezuiden, zijn ook hun persoonsnamen (voornamen zonder vàn) nog zuiver inheemsch. Zooals men bij ons Rombout, Onno Zwier, Eeltje heet en bij de Noren Haakon of Björne, zoo vindt men daar Si Djémbang, Si Roedang en dergelijke.
Maar bij ons is (naast die echt-Hollandsche namen), onder den invloed van het middeleeuwsche Christendom, een meerderheid opgekomen van Latijnsche of half-Latijnsche voornamen, gelijk Franciscus Josephus, Magdalena Dorothea, Pieter Johan. De Katholieke kerk van het Oosten weliswaar (later door de Jezuïsten hierin nagevolgd) heeft de taal der bekeerlingen geëerbiedigd, de Schrift overgezet, en zoodoende de eigen letteren des volks bevorderd. De kerk van het Westen daarentegen heeft haar kerktaal, het Latijn, aan de proselieten pogen op te dringen, en het is haar in menig opzicht, zeker op het stuk der voornamen, gelukt.
De tactiek van den Islam ten aanzien der volkstaal is als die van de kerk van Rome; hij brengt aan zijn belijders het Arabisch. In de Mohammedaansche Bataklanden, die in het Zuiden (Si Pirok, Angkola, Mandaïling), zijn Arabische, of uit het Arabisch verbasterde of verkorte, voornamen als Soman, Bakir, Akil, zoo al niet in de meerderheid dan toch in een sterke minderheid.
De Christelijke Zending daarentegen heet de tactiek van Byzantium te volgen, en de taal der doopelingen te spreken. Maar op het stuk der inlandsche voornamen schijnt haar de verleiding te groot te zijn geweest. Gelijk Engelsche zendelingen in Oost en West overal bijbelsche namen invoeren en hun zendingsberichten doen wemelen van Paulussen, Ezechiëls en Jochebeds, zoo was de zending in de Bataklanden weinig minder smakeloos. Naast Mattheussen, Jonathans en Juliussen, kreeg men Bataks die Bismarck, Welsink (naar den vorigen resident), Fridolin, zelfs Fridolin I en Fridolin II heetten; bij naamgevingen