Bataksch Instituut.
Opgericht September 1908.
Gevestigd: Breestraat 105, Leiden.
Bestuur: Dr. C.W. Janssen, Prof. Dr. A.W. Nieuwenhuis, Prof. Ch.A. van Ophuysen, Prof. Mr. C. van Vollenhoven.
Penningmeester: H.W. Fischer.
Vaste werker: M. Joustra, oud-zendeling.
Een Instituut, beheerd door niet minder dan drie Hooggeleerde Heeren!
De lezer denkt daarbij wellicht aan iets heel geleerds, iets dat boven zijn bevatting gaat, iets dat niet wortelt in het gewone leven.
Is dat zoo, dan heeft hij ongelijk. Bij de oprichting van dit Instituut was de wetenschappelijke arbeid niet doel, maar uitsluitend middel. Wat den stoot gaf en wat den arbeid beheerscht was en is het gevoel. Het was de wensch, om als Nederlanders den plicht te vervullen jegens een der vele inlandsche volkeren van onzen Indischen Archipel.
Voor al die volkeren is al wat onze Regeering doet of besluit bij het afschaffen van oude en invoeren van nieuwe regelingen van de meest ingrijpende beteekenis. Grijpt zij in of regelt zij met degelijke kennis van zaken, dan kan haar beleid een zegen worden voor den inlander. Ontbreekt die kennis, dan zijn de ongunstige gevolgen vaak niet te overzien.
Meer nog.
Wij Westerlingen, die over een groote mate van technische kennis beschikken, hebben het in onze macht, om de rijkdommen, die de natuur in haar schoot verbergt, aan het licht te brengen en een land tot dat peil van economische ontwikkeling op te voeren, dat in verband met de natuurlijke hulpbronnen en de geestkracht der bevolking bereikbaar is.
Ten slotte:
Wij hebben ook zedelijke machten ter beschikking. En daardoor moeten wij ons geroepen voelen ook als leermeesters op te treden: om ruwe opvattingen te doen plaats maken voor fijnere en zoo een band te leggen tusschen het geestelijk leven van heerscher en beheerschten.
Maar ook voor ingrijpen op technisch en geestelijk gebied is kennis noodig, grondige kennis. En die kennis wil het Instituut vergaren. En het Instituut wil helpen, die kennis ten nutte te doen komen van land en volk der Bataks.
Dat alles te begrepen onder dezen naam. Weet iemand een beteren, om het doel meer te doen uitkomen? Maar ten slotte is elke naam slechts een zwak hulpmiddel om aan te duiden wat men bedoelt en krijgt hij eerst de volle beteekenis door het werk dat geleverd wordt.
Gelukkig is het Bataksch Instituut geen bloote naam meer. Het omvat als vereeniging reeds een groot aantal menschen, die van belangstelling in de Bataks vervuld zijn, terwijl zich tot de verzameling der nog zoo gebrekkige kennis hebben verbonden vrijwel allen, die door hun verblijf in de Bataklanden thans in de gelegenheid zijn die kennis te vergaren en zij, die daarvan vroeger hebben gebruik gemaakt.
Dat de naam ‘Bataksch Instituut’ door hun eendrachtige samenwerking een goeden klank krijge en dat het Instituut een zegen worde voor het Batakland!