uitbreiding van de produktie brengt tot het in gebruik nemen van onontgonnen terreinen, wat uit den aard der zaak bezwarender is.
Java stond in 1907/8 in produktie van rietsuiker bovenaan met 1.238.000 ton of 1/12 van alle suiker ter wereld. Daarvoor zijn afvoerwegen gevonden in Brits-Indië, Japan, Noord-Amerika en Australië. In Brits-Indië heeft Java-suiker de beetwortelsuiker van Oost-Hong. en van Duitsland voor een groot deel verdrongen met een vermeerdering van invoer met 90% van 949.000 centweight in 1906/7 tot 1.780.000 cwt. in 1908/9 en dat terwijl er in Brits-Indië 8 maal zoveel H.A. met riet zijn beplant dan in Java. De bereiding is er uiterst primitief. Ook in Noord-Amerika won onze Java-suiker veld: terwijl de hele invoer van suiker in de Veren. St. v. Am. achteruitging, nam die van Java toe, niettegenstaande alle beperkingen en invoerrechten.
Ook naar Japan nam de uitvoer toe in 2 jaar van 1905-1907 met 60.000 ton. De in Japan ingevoerde suiker in de eerste 8 maanden van 1908 kwam voor 9/10 uit Java. Gevaar kan daar mogelik dreigen van Formosa uit, dat door Japan met alle macht en schranderheid tot suikerland gemaakt wordt. Die strijd om de heerschappij over de wereldmarkt deed zoeken naar best plantmateriaal en goede bereiding, op wetenschappelike wijze. Daarin zijn ze uitstekend geslaagd, onze planters. Een deskundige verklaarde ‘dat op Java het hoogste bereikt is, wat op dit gebied te bereiken is’, maar - zij zijn het niet met hem eens en willen nog hoger.
En nu de Java-suiker-nijverheid en de Inlandse maatschappij.
Alles wat er gedaan en gearbeid wordt, wordt betaald, net zo goed als bij de beetwortel-voortbrenging en -verwerking; alles met huren en lonen bij mondelinge of schriftelike afspraak tussen werkgever en werknemer als bij ons. 't Is belachelik, maar ook droevig, dat men nog altijd zeggen moet, dat er geen soort-van-dwangkultuur bestaat. Tot in regeringskringen bestaat hier dat misverstand. Het moeilike is alleen het volgende: de suiker-ondernemer is er tegelijk fabrikant, maar hij heeft geen bouwgrond, mag die zelfs niet hebben als niet-inlander. Hij moet dus grond huren.
De zorgeloze inlander echter raakt zijn grond licht kwijt aan de inlander-grondbezitter voor wie hij dan de grond bewerkt tegen de helft van de opbrengst; dan moet hij weer lenen en nog eens lenen en de geldschieter krijgt de grond, dus niet de blanke, want dat verbiedt de wet, maar de inlandse woekeraar.
Er zijn ruim 1 miljoen van die soort ‘horigen’, tegen ruim 3 miljoen grondeigenaren. Dus die ruim 1 miljoen mensen, een getal dubbel zo groot als de op 't land in Nederland werkenden (570.000), zijn hun land kwijt door woeker.
Dat voorschotgeven werkt overal hevig: in een afd. van de Res. Kedoe krijgt de bevolking f 1 ¼ mljoen voorschot per jaar op te leveren tabak, alles van woekeraars. Nu komt de suikerfabriek er en betaalt meer huur voor de grond en geeft die aan 't eind van 't jaar terug en de huurprijzen worden met het jaar hoger: de fabrikant-ondernemer is afhankelik van de Inlander, want hij moet grond hebben, maar hij krijgt ze ook, waaruit blijkt dat het de Inlander voordelig is bij hem te gaan. Door ruil maakt de huurder dan van de gehuurde gronden één geheel. Alles wordt in akten omschreven in bijzijn van de Kontroleur getekend, en daarna weer door de Assistent-Resident bekrachtigd, waarbij weer heel nauw wordt toegekeken of het belang van de Inlander ook wordt tegengewerkt. Het geven van voorschot - door de fabrikant - is streng beperkt, nooit vroeger dan 15 maanden vooraf, dus voor de aanplant van 1909 niet vroeger dan 1 Okt. 1907. Wie dit willen inkrimpen tot 3 maanden, vergeten dat de Inlander ook elders - bij woekeraars - geld kan krijgen met bovengenoemd resultaat: de geldschieter-fabrikant zou van de baan worden geknikkerd, de Inlander slecht uitzijn; de woekeraar alleen zou juichen. Dingen, waar men zich, zodra het Indië betreft, aan ergert, gebeuren hier ook bij de bietenkultuur, waar voorschot wordt gegeven tot f 100 per H.A. toe. Er komt door die suikerbouw op Java f 5.200.000 onder de Inlanders. Alles en alles zijn daarvoor minstens 400.000 H.A. nodig. In de 5 Noord-Oostelike provinsies van ons land zou daarvoor niet genoeg bouwgrond zijn, zo'n uitgestrektheid is dat.
De drukke tijd valt in 't begin van 't jaar juist als de sawa's bewerkt zijn. Dan vinden ongeveer 700.000 man in de riettuinen geregeld werk en geheel Java bijna levert die, want in de Preanger teelt men de stekken, al komt van daar geen werkvolk. Den Haag heeft ongeveer 50.000 werkbare mannen, zodat 14 steden als Den Haag nodig waren om al dat werkvolk te leveren. En die werklui verdienen meer dan wat zij bij eigen landgenoten werkende zouden verkrijgen; krijgt de Javaan niet genoeg loon, dan blijft hij weg, zoals bij de werken aan de Solovallei gebeurde.
Behalve dat zwervend werkvolk zijn er voor het werk in de fabriek pl. m. 90.000 à 100.000 man per dag nodig; volgens de heer Brandes genieten die jaarl. als loon, salaris enz. 5 miljoen gulden en de gehele som aan de Javanen uitbetaald bedraagt volgens hem 37½ miljoen gulden. Bovendien werken er pl. m. 3000 Europeanen, die pl. m. 6 miljoen gulden verdienen. Voeg bij dit alles de indirekte voordelen, teveel om optenoemen. Er wordt b.v. pl.m. 11 miljoen ton riet geoogst en vervoerd, terwijl het vervoer van alle vrachtgoederen langs de Staatsspoorwegen van Java daarvan maar het 1/17 bedraagt; 44% van de uitvoer van Java door partikulieren komt op rekening van de suiker, 94 miljoen gulden.
Men kan dus de suikerbouw op Java vergelijken met de wijnbouw in Frankrijk, de graanbouw in de Verenigde Staten.
Dit was in hoofdlijnen de inhoud van het boeiende betoog van den heer Van Lawick, waaraan hij nog toevoegde een beschrijving van een model Ziekenhuis door de Handelsvereniging Amsterdam te Paree in Kedive gesticht terwijl er sprake is bij de fabrikanten van een pensioenfonds voor hun Inlandse werkkrachten. Spreker eindigde deze rede met ons nog mooie lichtbeelden uit de fabrieken te laten zien en dreef de bescheidenheid wel wat heel ver toen hij eindigde: ‘Voor de meesten Uwer heb ik zeker niets nieuws verteld’. Als dat ‘veel nieuws’ was geweest, had het mij beter toegeklonken. Het was een leerzame avond voor de kleinmoedigen onder ons, een opwekkende voor wie overtuigd zijn van Neêrlands durf en kunnen.
Haarlem, Maart 1909.
J.B. SCHEPERS.