Nederlandsche handelsdurf.
G.R.,
‘Men moest hooren, hoe doctor Bos, ons Kamerlid, er te Leiden op aandrong, dat de Nederlanders en de Belgen van elkaar zouden leeren, de eersten onder andren “den durf” in zaken van handel en ander bedrijf;’ - zoo schreef Neerlandia 1908, (blz. 188 rechts onderaan).
Letterlijk sprak Dr. Bos op het Taal- en Letterkundig Congres te Leiden o.a. als volgt:
‘Maar nog veel te veel missen wij dien eerbied voor den arbeid, dien zin voor de nijverheid, dien handelsdurf en ondernemingsgeest, die in een groot deel van België inheemsch zijn.
Nog al te veel is ons bankwezen effectenhandel en stelt het de kapitalen ter beschikking van vreemde, verafgelegen staten of Amerikaansche Spoorwegkoningen, voor onvoldoend bekende ondernemingen, in plaats van den arbeid in eigen land of naburige landen te steunen en te bevruchten in ondernemingen die wel beoordeeld kunnen worden’.
Uit de zoozeer belangwekkende en heldere (in de Vragen des Tijds opgenomen) rede, zijn het deze woorden, welke nog niet zoo dadelijk door een ieder zullen worden beäamd.
‘Hoe’, - vraagt men zich af, - ‘Nederland, op gebied van handel elk ander land ter wereld verre vooruit, zoo zelfs, dat (altijd per hoofd der bevolking gerekend) de eerstvolgende natie nog niet 50% van het cijfer voor Nederland haalt, en dat, volgens een der leidende bladen, ook op het punt van nijverheid de 3e (zegge: derde) plaats inneemt, dit Nederland zou nog belangrijk moeten leeren!
En wat leeren? - Durf in zaken?’
‘Durf’ is slechts een woord, ten minste nog geen vast omlijnd begrip. Durven gaat meest samen met jeugd, d.i. onervarenheid, en waar gebrek aan durf wordt verweten geldt dit meest een meerder doorzicht, dat zich van acrobatenkunsten wenscht te onthouden.
Zouden wij niet als vaststaand mogen aannemen, dat in ons goede vaderland, het land der Chineezen van Europa, waar elke boer koopman en industrieel tevens is, het land door den handel en daarop gerichte politiek groot geworden, daar nu een geslacht woont zóó in hart en nieren doortrokken van den koopmansgeest, geput uit de ervaring van reeksen voorvaderen, en inzichten, met den tijd nog slechts verhelderd, dat juist die schijnbare rust ons moest waarschuwen tegen dien m.i. lang volprezen uitheemschen durf.
- En zouden wij Nederlanders geen eerbied voor den arbeid hebben?
- Of geen zin voor nijverheid?
O Statistiek, wat laat gij ons in den steek! Deze n.l. verschaft ons tot heden juist omtrent nijverheid (ja, zelfs scheepvaart) maar magere gegevens. Maar dat onze nijverheid met het woord ‘belangrijk’ geens-