weet, dat het Nederlandsch een taal is, die op de redactie-bureaux der Duitsche bladen weinig gekend wordt. Alleen de uiterlijke overeenkomst der beide talen, die den Duitscher soms in de gelegenheid stelt een stukje Nederlandsch te lezen, geeft hem den moed een Hollandsch artikel in 't Duitsch te vertalen. Met welk resultaat bleek mij nog dezer dagen, toen een gedicht in Groningsch dialect, dat oorspronkelijk in de Veenbode voorkwam, via het Hbld. vermoedelijk een plaatsje vond in de Frankfurterzeitung onder den titel: ‘Die Friensche Loreley’. In een klein aanloopje, wordt dan gezegd, dat er wel beweerd wordt ‘Frisia non cantat’ maar dat dit niet juist is, want dat de Friezen zelfs hun Loreley hebben, die oorspronkelijk in de ‘Groningsche Veenboot’ had gestaan. Commentaar overbodig.
Nu betreft 't hier geen zaak van ernstig belang. Tenminste ik vond 't niet de moeite waard de Frankfurter in te lichten omtrent de vergissing, die het blad hier o.a. beging, door de provinciën Friesland en Groningen met elkander te verwarren; een vergissing die ik toeschrijf aan de omstandigheid, dat de onder-de-streep-redacteur van het Hbld. begon met ‘Na de Friesche, de Groningsche dichtkunst aangehaald.’ Nog minder gevoelde ik roeping de overige fouten in 't stukje te verbeteren. Maar hoe gemakkelijk kan 't zelfde niet voorkomen met belangrijker artikelen. En zeker is 't toch, dat 't oog der buitenlanders alleen vallen zal, op die mededeelingen, die van algemeen belang zijn en dat 't overnemen van dit brokje poëzie in dialect, een uitzondering heeten mag.
En aan bezitten de Duitsche bladen nog Die Deutsche Wochenzeitung für die Niederlande, die een onuitputtelijke bron voor hen is, voor alles wat Nederland betreft en waarvan door hen dan ook een druk gebruik gemaakt wordt.
Hoe geheel anders is 't met de Franschen gesteld. Correspondenten in Nederland hebben ze bijna niet. Zij betrekken hun berichten uitsluitend van de ‘Agence Havas’. Wat de officieele berichten aangaat is dit correspondentiebureau goed ingelicht, daar 't, als ik mij niet vergis, in verbinding staat met 't Haagsch correspondentiebureau. Maar een ofiicieel Nederlandsch bericht hier is 'n witte raaf. En dan de andere berichten! De vertalingen van de Nederlandsche, die door hetzelfde bureau Havas worden geleverd! Men moet eenigen tijd met dat bureau hebben gewerkt om te weten, hoe slordig de berichten uit Duitsche en Engelsche bladen worden vertaald. Zoo slordig soms, dat de vertalingen lijnrecht het tegenovergestelde geven van de oorspronkelijke mededeelingen.
En Hollandsche bladen. Ze worden hier niet gelezen! Ze zijn hier bijna niet bekend. Op een voordracht, die hij hield voor de Journalistenschool, besprak de heer René Puaux, redacteur van de Temps de buitenlandsche politiek. Hij noemde daarbij de verschillende bladen op, die 't goed zou zijn te lezen. 't Laatst kwam Holland, 'k Verwonderde me werkelijk dat 't nog werd genoemd en spitste de ooren: En wat kreeg ik te hooren. Een loftuiting voor de Nederlandsche pers! Ze was zoo degelijk en goed ingelicht. Voornaamste bladen Nieuwe Rotterdamsche Courant en Handelsblad, 'k Verheugde mij erin, dat de heer Puaux nog zoo goed was ingelicht. Maar wat toen kwam bedierf weer alles. Hij wist dat natuurlijk niet van zich zelf, maar had het van een van zijn vrienden. En zoo is 't nu met iedereen hier gesteld.
Toen ik aan 't onderhandelen was met de ‘Eclair’ om aan dat blad tot redacteur voor de buitenlandsche politiek te worden benoemd, vroeg ik, nadat men mij had verteld, dat een 80 buitenlandsche bladen die afdeeling van de redactie berechten: ‘En hoeveel Hollandsche?’ ‘Geen een meneer, wij putten alles wat Nederland betreft uit de Duitsche bladen en bovendien wat voor belang heeft Nederland voor ons.’
Mijn antwoord was kort. ‘Dan zullen die berichten wel niet heel juist zijn en vermoedelijk wel wat oud. Want wat de Duitschers geven is niet heel vertrouwbaar en meestal uit de oude doos. Is Nederland niet van belang voor u? De Vredesconferentie en het Hof van Arbritage dan?’
Thans lees ik de voornaamste Fransche bladen en tracht het belangrijkste opgenomen te krijgen. Wat echter nog al veel voeten in de aarde heeft en veel strijd veroorzaakt met den 1 sten secretaris der redactie.
Mij dunkt, het bovenstaande is voldoende om te bewijzen hoe stiefmoederlijk Nederland in de buitenlandsche pers wordt behandeld, 't Geeft tevens eenige punten aan, waarin 'k meen, dat de oorzaak van deze stiefmoederlijke behandeling schuilt. Hoe daarin nu verbetering te brengen? 'k Noemde zooeven de Deutsche Wochenzeitung; ik wees op 't resultaat ten goede, dat dit blad voor ons reeds heeft gehad.
Onder de vele bladen, die hier elken nacht door mijn handen gaan, vind ik bladen in 't Fransch gesteld uit alle mogelijke landen, alle mogelijke werelddeelen. St. Petersburg, Smyrna, Constantinopel. Servië heeft zijn Fransch weekblad De Servische kwestie. De Russische revolutionnairen, vroeger in Londen, thans in Brussel, hebben hun blad, geheel in Franschen dichtvorm opgesteld. Er wordt soms door de Fransche bladen uit geput. Zou 't zoo kostbaar wezen ook zoo'n Fransch blad voor ons land uit te geven. Zouden er geen personen gevonden kunnen worden, die, in 't belang van de goede zaak, gratis hunne medewerking zouden willen verkenen? En zouden de drukkosten van een klein week-, desnoods maandblad, zoo hoog zijn? 't Denkbeeld van zoo'n blad is niet nieuw. 't Is reeds door anderen geuit. Maar 'k meende 't nog eens in herinnering te moeten brengen, in de hoop, dat 't eenmaal verwezenlijkt moge worden.
Parijs, Februari 1909.