Neerlandia. Jaargang 13
(1909)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdHet Nederlandsch in de BurgerwachtGa naar voetnoot*). - Het Nederlandsch in den Handel.Men moge er van zeggen wat men wil, maar een feit is het dat Antwerpen toch steeds het bolwerk van de Vlaamsche Beweging blijft, waarop steeds al de blikken van het Vlaamsche land gericht zijn. Dit is zoo waar dat, wanneer daar eens iets voorkomt dat den Vlamingen tegen de borst stuit, - want alles is er nog niet zooals dezen het wenschen, - men zich verwondert dat het gewraakte in een Vlaamsche stad als Antwerpen mogelijk is. Men beschouwt het Vlaamsche karakter van de Scheldestad als zoo iets natuurlijk dat men zich nauwelijks voorstelt hoe het anders zou kunnen zijn. Doch hierbij mag wel eens ter loops worden opgemerkt hoe scherp bij den te Antwerpen bestaanden toestand, die van andere Vlaamsche steden afsteekt, die even Vlaamsch zijn wat oorsprong en bevolking betreft, maar die, - wij zullen hier niet nagaan om welke redenen, - nog zeer ver bij Antwerpen ten achter staan. Een klinkend voorbeeld heeft deze stad onlangs weer gegeven. Men herinnert zich dat de wet Heuvelmans van 1897 voorschrijft dat in het Vlaamsche land de burgerwacht (schutterij) in het Nederlandsch moet worden aangevoerd. Niets is natuurlijker, maar het is ook alleen in Vlaanderen mogelijk dat men van 1830 tot 1897 heeft moeten wachten, alvorens een wet dit natuurlijk recht aan de Vlamingen kwam toekennen. Doch ook in Vlaanderen alleen kan het gebeuren, dat een in het Staatsblad afgekondigde wet niet wordt nageleefd, juist door degenen welke het voorbeeld zouden moeten geven. Dit was nogmaals het geval met hoogergenoemde wet, die, zelfs in het door en door Vlaamsche Antwerpen, wel haar toepassing vond bij de meerderheid van de burgerwacht, doch in het bijzonder corps van de jagers totaal over het hoofd werd gezien. Meer dan tien jaar lang werd daarover herhaalde malen geklaagd, geklaagd bij de oversten, geklaagd in den gemeenteraad, geklaagd bij den bevoegden minister. Niets hielp: de gemeenteraad kon niet rechtstreeks tusschenbeide komen, de oversten schenen dool te zijn, de minister bleek al even hardhoorig. Toen verloor de gemeenteraad, die gelukkig nog grootendeels uit Vlaamschgezinden bestaat, het geduld, na ruim tien jaar, - men zal waarlijk niet zeggen dat de Flaminganten niet lankmoedig zijn, - en toen voor eenige weken de begrooting over 1909 werd besproken, besloot de gemeenteraad, tot twee maal toe, als teeken van verzet, de vrijwillige toelage, die de stad jaarlijks aan de burgerwacht toekent, te schrappen. Men wist feitelijk wel dat zoo een stemming vooral een platonisch karakter kon hebben, aangezien het verwerpen zelfs van de niet door de wet aan de gemeente opgelegde uitgaven, heel den dienst van de burgerwacht zou hebben ontredderd. Doch als betooging had die stemming haar belang. In ieder geval maakte zij indruk en... de oversten van de burgerwacht beloofden beterschap, niet dan nadat het gemeentebestuur een in het Fransch gestelden brief van den generaal over het geval, - een feit dat ook al tegen de wet indruischte, - aan dezen had teruggezonden. Wij zullen afwachten wat de toekomst brengt. In ieder geval, toen eenige weken geleden de begrafenis van een schepen der stad plaats had, namen de bijzondere corpsen van de burgerwacht er geen deel aan, volgens den een om hun ontevredenheid ten opzichte van den gemeenteraad te betuigen naar aanleiding van de uitgebrachte stemming, volgens anderen omdat het betreffende corps de Nederlandsche bevelen nog niet kende. Indien dit laatste het geval is, dan heeft de handelwijze van den gemeenteraad den gewenschten uitslag gehad; doch moest de eerste uitlegging waar zijn, dan zou die ‘wraakneming’ het bewijs leveren dat de betrokkenen van plan zijn in de toekomst niet meer dan in het verleden de wet na te leven, en dan is het te hopen, dat door een nog veel krachtdadiger betooging dan die waartoe de gemeenteraad zijn toevlucht nam, men den personen in kwestie zal duidelijk maken, dat het aan niemand toegelaten is zich boven de wet te plaatsen. Met voldoening kan hierbij worden vastgesteld, dat het voorbeeld van Antwerpen reeds dadelijk weerklank vond te Anderlecht, een voorstad van Brussel, waar tot dusver dezelfde wetsovertreding bestond als te Antwerpen.
* * *
Een ander feit heeft zich in deze stad voorgedaan. Daar bestaat een ‘Antwerp Water Works Company Limited’, die van het gemeentebestuur het monopolie heeft verkregen om de stad van drinkwater te voorzien. Daar deze maatschappij de gewoonte had om aan haar klanten Fransche rekeningen te doen aanbieden, was haar door een van haar Vlaamsche klanten herhaaldelijk verzocht geworden hem in het Nederlandsch gestelde kwijtbrieven te zenden. Toen daaraan geen gevolg werd gegeven en hij, het wach- | |
[pagina 34]
| |
ten moede, een Fransche rekening weigerde te betalen, vond de maatschappij er niets beters op dan het water bij dien persoon af te snijden. Begrijpelijkerwijze verwekte dit geval nog al wat opschudding in het Vlaamsche Antwerpen. Welhoe! In een Vlaamsche stad zou een Vlaming het recht niet hebben om een in zijn taal gestelde rekening te verlangen, zonder dat hij zich aan onaangenaamheden blootstelt! Zulke feiten zijn nogmaals alleen in Vlaanderen mogelijk. Ook deze zaak zal een staartje hebben en heel waarschijnlijk zal zij in den gemeenteraad ter sprake worden gebracht. Alhoewel in het contract, dat tusschen de stad en de maatschappij gesloten werd het vraagstuk van het gebruik der talen hoegenaamd niet werd aangeraakt, zijn velen van meening, dat dit niet noodig, zelfs overtollig was, omdat de stad, door het toekennen van een monopolie, aan de maatschappij ook zekere van haar rechten en plichten afstond, waarbij dan ook het gebruik der talen in haar betrekkingen met de bevolking moet worden gerekend. In hoeverre deze opvatting nauwkeurig is, zullen wij in het midden laten, als zijnde een punt van rechtskundigen aard dat best door deskundigen wordt uitgemaakt. Doch zou het blijken, dat die uitlegging verkeerd is, dan is het noodzakelijk dat in het vervolg de Vlaamsche gemeenten bij het afsluiten van dergelijke contracten daarin een bepaling laten opnemen, die het gebruik der talen regelt. Daarom is het van belang dat het vraagstuk eens in beginsel worde onderzocht. Wordt dit punt in het voordeel der Vlamingen opgelost, dan zal het weer eens het handelend optreden van een enkelen persoon geweest zijn waaraan wij dit zullen te danken hebben. Een voorbeeld tot navolging! Want beter nog dan alle wetten, voorschriften of verordeningen is het doortastend handelen van den Vlaming zelf. De overwinning van de Vlaamsche Beweging moet vooral komen uit het bewust optreden van de Vlamingen. |
|