Ned. Toonkunst.
De heer Sibmacher Zijnen schrijvend over de Nederlandsche toenkunstenaars: Diepenbrock, Julius Röntgen, Cath. van Rennes, Bernard Zweers, Kor Kuiler, Gerard von Brucken Fock, Johan Wagenaar, Dirk Schäfer en anderen, zegt o.m.:
‘Zal het Nederlandsche volk dan nooit beseffen dat we toch niet altijd aan den leiband van de Duitschers behoeven te loopen, dat we toch eigen kunst hebben!’ - dit is een zin uit 'n sober gestemden Oudejaarsavondbrief van iemand die ter wille van de muzikale uitgaven in ons land zich reeds jaren lang veel moeite en opoffering heeft getroost.
We ontkennen niet dat er eenige beweging ten goede is, maar is die reeds voldoende? Neen, zoo moet mijn antwoord zijn, voldoende ongetwijfeld niet! Mijn bedoeling was geen andere dan te wijzen op lichtpunten, terwijl ik in herinnering bracht wat er van wezenlijke beteekenis in de laatste maanden het licht zag. Maar met u deel ik den wensch, dat de wegen voor de onzen beter worden geëffend, dat uitvoerende kunstenaars door de belangstelling van het publiek van zelf méér genoopt zullen worden tot het brengen van Nederlandsche namen op de concertprogramma's. Met u zou ik verwachten, dat àlle orkestdirigenten aan zekere roeping gehoor gaven, dat buitenlanders - manden van invloed zijn daar immers Willem Kes en Willem de Haan - ook aan de muzikale productie van ons land aandacht schonken met de daad...’
Nog deze aanhaling uit het owekkelijk artikel:
Nu het Algemeen Nederlandsch Verbond openlijk aan den dag wil brengen, wat Noord- en Zuid-Nederland van nationale componisten uit vroeger en nieuwsten tijd toonen kunnen, omdat het gevoeld heeft dat het besef van bekwaam zijn tot een eigen muziek-uiting levendiger is geworden ten onzent en groeit met het jaar, nu heeft het Zweers te hulp geroepen en hem bereid gevonden: tot het de en eener keus uit de liederen, die in de Afdeelingen van het Verbond zullen worden ten gehoore gebracht, 't eerst te Haarlem, eind dezer maand, bereid ook om zelf een ‘inleiding’ ten beste te geven, en te spreken over de Nederlandsche Toonkunst van vroeger en van heden. Zweers' naam is waar org, dat men bij het vaststellen der programma's kieskeurig zal zijn te werk gegaan, vermijdend het niet aanbevelenswaardig voor eeld van den Haagschen Kunstkring, die, door de beste bedoelingen overigens gedreven, op zijn ‘Nederlandsche componisten matinées’ dezen winter zelfs onrijp, onvoldragen, onzelfstandig werk heeft toegelaten; niet bedenkend, welk 'n verkeerden indruk daardoor het publiek van onze toonkunst ontvangen moet.