Houdt hoog uw Vaderland!
Naar aanleiding van een pennestrijd van de Java-Bode met andere bladen verscheen in dat blad een ingezonden stuk van ‘Een Hollander’, waaruit we het volgende overnemen, omdat het zeker op onze weg ligt bij onze leerlingen vaderlandsliefde aan te kweken en omdat het goed doet in deze tijd van aanstellerig kosmopolisme en internationalisme eens een warm pleidooi te horen voor Holland (groter Holland!) en de Hollanders.
‘Het walgt mij, telkens weer, ook door volkomen onmondigen te horen lamenteren en orakelen (met voorbijzien van al 't ellendige in de naburige koloniën): “Wat zouden de Engelsen daar niet van gemaakt hebben”, zonder dat men eerlik genoeg is, acht te slaan op de talloze berichten, die over die engelse energie en voortvarendheid èn in moederland èn in koloniën soms een heel ander licht werpen.
Het walgt mij, herhaaldelijk te moeten slikken: “Wat kan nou zo'n Hollander?”, met totale en misschien opzettelike miskenning van al wat de buitenlander in 't oog valt als kloek, als energiek in ons volk. Het walgde mij ontzettend, enige tijd geleden in 't illustre orgaan van “de Indischen Bond” te moeten lezen: “Zo'n Hollander durft zich nog niet eens op eigen terrein wagen, laat staan op vreemd terrein” en dat van een man, die (om van al 't goede, in Indië tot stand gebracht, later te spreken) niets blijkt te weten van:
de door Hollanders aangelegde havens in China, Japan, Zuid-Amerika;
de hollandse waterbouwkundige ingenieurs in China;
de hollandse minister van waterstaat in Peru;
de voordracht van hollandse leraren in de wiskunde (ik meen) te Valparaiso;
al de, in 't buitenland hoog geroemde geleerden, die Hollands naam, zonder overdrijven, minstens zeer bekend maken;
van de zweedse gasfabrieken, die bijna alle hollandse jongelui aan 't hoofd hebben;
van de duitse industrie op de grenzen van Twente, die met hollands kapitaal werkt;
van de door Duitsland uitgeloofde prijzen voor 't aanboren van steenkolen (soms een verbazend werk), die bijna steeds door Hollanders behaald worden;
van de waarheid, dat tot nog toe alleen door Hollanders een dok over zee gebracht kan worden (alleen de Amerikanen hebben 't éénmaal nagedaan);
van de wereldberoemde en door alle natiën erkende kloekheid van 't hollandse kustvolk, die telkens en telkens bij schipbreuken op even schitterende wijze blijkt;
van de omstandigheid, dat elke beambte in Holland vreemde talen spreekt, een eigenschap, die in 't buitenland meest ver te zoeken is;
van de hollandse schilderkunst, waarom alleen Amsterdam zoveel Amerikanen trekt;
van de omstandigheid dat niet alléén Louis Bouwmeester Parijs, Londen en Berlijn in verrukking brengt, maar minstens 3 of 4 tooneelspelers nog met hem, en dat tegenwoordig de grote meesters in de toonkunst door hollandse zangers aan de inwoners van Parijs en Rome vertolkt worden tot algemene bewondering, die tot enthusiasme overslaat;
dat......, maar laat mij ophouden. Ik zou kunnen blijven schrijven.
In 't geheel niet blind voor onze fouten, gevoelen wij, echte Hollanders, toch in 't neerschrijven van feiten als bovenstaande een soort van voldoening tegenover de laffe en bevooroordeelde aanvallen en vijanden van ons volk’.
't Onderwijs.