Neerlandia. Jaargang 13
(1909)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |
J.E. Tehupeiory. †‘Johannes Everhardus Tehupeiory, zoon van het groene Ambon, dat daar zoo liefelijk opduikt uit den blauwen Oceaan, vertegenwoordiger van het intelligente, levenslustige volk, dat aan Nederland zoo veel bewijzen gaf van zijn onwankelbare trouw - slechts 26 jaren hebt gij mogen leven! Maar in die korte spanne tijds is door u méér tot stand gebracht, dan door menigeen, wien de levensmaat ten volle werd toegemeten. Hoe hebt gij gewoekerd met de talenten, die u zoo rijkelijk werden toevertrouwd! Hoe hebt gij waar weten te maken het woord van onzen ouden dichter: ‘Men kan wel jong van jaren en oud van uren zijn!’ Ik meen deze woorden, bij de geopende groeve van onzen diepbetreurden vriend gesproken, hier te mogen herhalen. Zij trachtten uitdrukking te geven aan de gevoelens die, vooral ons bezielden, die daar op dien somberen tweeden Kerstdag hem onze hulde en een laatst vaarwel brachten. Bewondering voor dien rijkbegaafde, droefheid over zijn ontijdigen dood; diepe weemoed, maar waarin de fierheid school, die de toekomst toch ook met hoop in het hart mocht doen tegemoet gaan. Want de herinnering blijft aan hem, wiens kortstondig leven was als een opeentasting van bewijzen voor des Inlanders willen en kunnen. Als kind en knaap maakte hij zich op Ambon de degelijke schoolkennis, de vaardigheid ook in het spreken en schrijven van het Nederlandsch, eigen, die hem straks aan de artsenschool te Weltevreden zouden instaat stellen, zijn schitterende gaven te ontplooien. Vóór zijn twintigste jaar verliet hij, als eerste van zijn promotie, de school. Toen, na een jaar practischen arbeid, werd hem de gelegenheid geboden als geneesheer de nauwelijks bekende binnenlanden van Borneo te bezoeken. Hoe hij zich kweet van zijn taak leert ons zijn Onder de Dajaks in Centraal Borneo, zonder twijfel het beste boek dat ooit door een Inlander in het Nederlandsch werd geschreven en dat door niemand minder dan prof. Nieuwenhuis bij het publiek werd ingeleid. Van 1905 tot 1907 was Tehupeiory weder op Java werkzaam, in een drukke geneeskundige practijk, maar toch ook nog den tijd vindend voor het leiden van, het schrijven in Maleische weekbladen. In 1907 kon hij een lang gekoesterd verlangen ten uitvoer brengen: met door eigen bekwaamheid verdiende en verstandig gespaarde gelden naar Nederland, ter voltooiing van zijn studiën, ter verwerving van den artstitel! Nog geen anderhalf jaar was hem voldoende om dit voorloopig einddoel van zijn streven te bereiken. En middelerwijl werkte hij voortdurend voor zijn Maleische bladen; wette hij zijn geest door omgang met vak- en studiegenooten; trad hij als bezield spreker op onder Nederlandsche mannen en vrouwen, getuigend van de beweging daar ginds in het Oosten, wijzend op de grootsche taak daarbij te vervullen door Nederlands beschaving, Nederlands | |
[pagina 2]
| |
taal. De woorden door hem gesproken in het Congres te Leiden zijn velen een blijde verrassing geweest. In den duurzamen vorm waarin zij verschenenGa naar voetnoot*), verlucht door tal van lichtbeelden, sprekender dan geschreven documenten, zullen zij een bemoedigende maar tevens tot ingespannen plichtsbetrachting en offervaardigheid vermanende herinnering blijven. Ruim een maand vóór zijn dood, op 19 November j.l., sprak hij, in het Koloniaal Museum te Haarlem, over Centraal-Borneo en over de hem dierbaar geworden Dajaks. Na dien zou zijn stem niet meer in het openbaar worden vernomen. Als zoon van Insulinde, apostel der Nederlandsche beschaving onder zijn in ontwikkeling nog ten achter gebleven medebroeders van dezelfde Moeder, heeft hij voor het laatst tot Nederland gesproken. Het geluid van zijn stem worde niet vergeten. Zijn nagedachtenis blijve in eere. Zijn voorbeeld wekke kracht en strekke tot navolging.
C.TH. VAN DEVENTER. |
|