Nieuwe woorden.
Wij namen in ons vorig nummer uit de Kampioen over, dat en waarom de heer W.P.A. Harte te Rotterdam voor motorboot vonker en voor vliegtoestel wieker, met de daarbij hoorende werkwoorden, voorsloeg. Wij lieten vonker in zijn waarde, maar opperden een bedenking tegen wieker. Daarop schrijft ons nu de heer Harte:
Uwe geachte Redactie helt méér over tot het woord ‘zweven’ en ‘zwever’ dan tot ‘wieken’ en ‘wieker’.
Echter in uw vóórlaatste Neerlandia-nummer schrijft U, dat het woord ‘vlieger’ het luchtgevaarte bondig zou kenschetsen, maar niet te gebruiken is, omdat dat woord in 't Nederlandsch iets anders beduidt.
Voor vlieger wordt nu 't woord ‘wieker’ voorgesteld, dat hetzelfde denkbeeld opwekt, en thans voelt U meer voor ‘zwever’.
Hoe verklaart U dit?
Ook het bezwaar dat ‘wieken’ nadrukkelijk de slaande beweging van de vleugels voor den geest brengt en de vleugels van de vliegtuigen bewegingloos zijn, is m.i. tamelijk denkbeeldig.
1o. De bladen der schroeven bewegen zich in elk geval bliksemsnel, doch 2o. een voorbeeld:
Wanneer een zwaan zich op 't water voortbeweegt en zich zwevende en drijvende houdt, dan zegt men, ofschoon men het middel der beweging, n.l. zijn zwemvliezen, niet ziet, hij zwemt en niet hij zweeft.
Maar daarenboven, het woord ‘vliegen’ zal het groote publiek, dus de spraakmakende gemeente, méér aantrekken dan ‘zweven’.
Vroeger kon men slechts spreken van ‘zweven’ en ‘drijven’ in de lucht, doch het is thans van onze eeuw het wonderbaarlijke en voor vélen het aantrekkelijke, dat het luchtgebied, nà 6000 jaren, door de volmaking der Techniek, dus door het genie van den mensch, veroverd is.
Dit feit is nu alléén wáár, indien men spreekt van ‘vliegen’.
Ook de heer Henri Meijer, de welbekende en geachte Hoofd-Redacteur van ‘De Kampioen’, die op velerlei Sportgebied een specialiteit is, schrijft in dat orgaan van 20 Nov. 1908 o.a.:
De vlucht eener aeroplane is n.l. minder eene zweving dan wel een door onophoudelijk werkende stuwkracht voortgezette glijing over hellende luchtvlakken.
Eerst wanneer de stuwkracht door het stilzetten der luchtschroeven ophoudt, treedt de zwevende toestand in.
M.i. is er dus voor ‘vliegen’ en ‘vlieger’ in casu ‘wieken’ en ‘wieker’, véél te zeggen.
Ons bezwaar tegen wieker is inderdaad denkbeeldig, maar dit in letterlijken zin. Bij het denkbeeld wieker stelt men zich, gelijk wij schreven, de beweging van de slaande wieken voor, en de vleugels van de vliegtuigen maken de wiekbeweging niet. Daarentegen hoefden wij tegen het denkbeeld vlieger dat bezwaar niet te hebben, omdat vliegen in het spraakgebruik allerlei snelle beweging door de lucht of zelfs op en door andere elementen beduidt: de pijl vloog van den boog, de bal vloog in het net, de boot vloog door het water, de jongen vloog naar huis. Zoo zou dus vlieger, zonder protest van ons taalgevoel, gebruikt kunnen worden van een toestel, dat zich door de lucht beweegt, al ziet men geen vleugels slaan; indien 't woord n.l. niet reeds iets anders beteekende.
Het voorbeeld van den zwaan snijdt, dunkt ons, geen hout. Het dier verricht de beweging, die men zwemmen noemt, al ziet men het niet. Maar 's heeren Harte's wieker ziet men niet wieken, d.i. zich bewegen door vleugelbeweging, en wiekt ook niet. Het ronddraaien van schroefbladen is geen wieken.
Er zou over wat de heer Harte verder schrijft nog wel iets te zeggen zijn, maar de gedachtenwisseling is toch al lang geworden.
Intusschen zoekt men in Frankrijk ook naar een goed woord, want velen zijn daar met aéroplane ontevreden. De onsterfelijken der Académie hebben er hun kennis en vernuft aan beproefd. Maar enkelen zeggen, als wij: laat de volksmond het woord vinden