Hollandsche herinneringen in Noordwest-Duitschland.
Het is van algemeene bekendheid, dat de bevolking van geheel de kuststrook van (Noord) Duitschland een Duitschen tongval (of liever tongvallen) spreekt, welke groote verwantschap met het Nederlandsch vertoonen, zelfs in die mate, dat in het brein van geestdriftige Vlamingen reeds de gedachte aan eene algemeene Nederduitsche taal kon ontstaan, in welke toekomst taal zoowel Vlamingen of Hollanders als Noord-Duitschers hunne eigen spraak zouden wedervinden.
Misschien is het minder bekend, dat in lang vervlogen tijden de Hollanders zelven als kolonisten gevestigd waren op de moerassige kusten van Noordwest-Duitschland, en dat hun verblijf nog sporen heeft nagelaten.
De streek moest hen waarlijk aantrekken. ‘Dit is oud waterland’, aldus prof. Linde in zijn prachtwerk ‘Die Niederelbe’, - ‘water en land doordringen elkander hier zoo als nergens anders. Water wordt land, land wordt water, tusschen de huizen liggen de schepen, en de huizen op palen liggen in het water. Het water stroomt in de diepte, het welt op, het overstroomt de dieper liggende streken, het weeft een vochtigen nevelsluier over den bodem. Dat is het geschenk der natuur, het eigenlijke bijzondere, waaruit alle eigenaardigheden zich laten verklaren. Van het water komt de horizontale lijn, het elementaire, de zee-vlakke horizont met daarboven het oneindige hemelgewelf. Dat is het, wat het moeraskind in den vreemde nooit vergeet, waar het naar smacht, zooals de Zwitser naar zijne bergen...’
Naast overgebleven kenteekenen van oud-Saksische vestigingen steekt het buitengewoon nette werk der latere Hollandsche volksplanters duidelijk af. In 1106 verschenen zij voor den aartsbisschop Friedrich te Bremen en verzochten een tot dusver onbebouwde moerassige streek te mogen ontginnen. Dit is het ‘Hollerland’ bij Bremen, nog heden naar hen zoo genaamd. Reeds een menschenleeftijd later spreekt eene oorkonde van het ‘Holländervolk bei Stade’, in 1143 blijken zij bij Hollern te zijn gevestigd, in 1197 aan de Eschede (Este). Zij duiken op in de ‘Ostemarsch’, bij Kadenberge, Geversdorf, Belum, aan de Mehe, in Osten, Bülkan, Oppeln. Zij zijn te vinden in Süderende, Kehdingbruch, op de Elbe-eilanden, op Finkenwärder, bij Harburg, Friesenwärder, in de Artlenburger Marsch, en op tal van andere plaatsen. Bijna nog meer dan toevallig overgebleven oorkonden herinneren dorp- en plaatsnamen aan de kolonisten: Hollern, Hollerwisch, Hollernstrasse, Hollerdirch, Hollerschleux, Hollerwettern, Hollerndorf, Hollerstück, Holländer Siel, Holländerdorf, Hollerstückbrücke, Hollersche Damm, Holländertor. Op Vlaamsche kolonisten wijst misschien de Flamweg en Flamwettern bij Elmshorn. Ook de eigenaardige dorpsnamen, uitgaande op ‘kop’, die behalve in Nederland, slechts aan de Nederelbe te vinden zijn, wijzen op Hollandschen oorsprong: Frankop, Ninkop, Ladekop, Ditterskop, Heringskop, Dodenkop, Willerskop, Rosskop, Grevenkop, Elskop, Falkenkop.
Men herkent den Hollandschen invloed in termen of namen als ‘Wetterungen’ (weteringen), ‘butendieks’ (buitendijks), ‘Graft’, ‘Wurt’, ‘Delft’, ‘Steert’, ‘Polder’, ‘Geest’; de Hollandsche afstamming in een vrouwennaam als ‘Trin Gretj’.
Wellicht kan men een herinnering aan het Oud-Hollandsche stugge karakter vinden in het opschrift op eene boerderij ‘Bliw buten, edder ick smit di up de Snuten’, dat zelfs heden nog niet kwaad zou aangebracht zijn op het ophaalbruggetje bij een dier met slooten omringde boerenwoningen, die men in ons polderland zoo vaak ziet, en waar men in een fier isolement nog steeds zijne kracht schijnt te zoeken!
Door de oude kolonisten van Hollandschen bloede werd met ongemeene vlijt en bekwaamheid een groot deel van het ongenaakbare moerasland herschapen in goed akkerland, dat na het tweede jaar soms reeds pacht kan opbrengen. In hun omdijkte wereld ontwikkelde zich een dijkrecht, dat in sommige zijner beginselen nog altijd overeenstemt met het recht van onze heemraadschappen en polders. Nog heden staan daar de Hollandsche dijken als bescheiden gedenkteekenen van oud-Hollandsche onversaagde werkkracht.