Verschillende stemmen.
Als men de Hollandsch-Afrikaansche bladen leest, weet men niet recht waaraan zich te houden: is er werkelijk bij de Afrikaanders, of ook maar een aanmerkelijk deel hunner, oprechte liefde voor hun taal en komen zij er voor op, of niet? Afrikaanders zelf antwoorden verschillend op die vraag.
De Afrikaans-Hollandse Taalvereniging, de nieuwe Transvaalsche vereeniging die zich vooral met 't onderwijs bemoeit, heeft zich tot de Transvaalsche afgevaardigden ter nationale conventie te Durban gewend met het verzoek bij het ontwerpen van de grondwet voor een vereenigd Zuid-Afrika het beginsel van algeheele gelijkheid van Hollandsch en Engelsch voor oogen te houden. In dat adres heet 't: ‘Blijkens recente uitingen van de volkswil, eist tans heel het Afrikaans-Hollands publiek en zelfs 'n groot deel onzer Engelse medeburgers deze taalgelijkheid’.
Heel het Afrikaans-Hollandse publiek: dat klinkt bemoedigend. Maar nu deze klacht in de Volkstem, in een ‘Wiegelied van Baal’ door O.:
Slaap rustig en stil maar m'n vrinde,
Laat kommer noch sorge jul hinder,
Jul word deur die wereld bewonder,
trots ál die geskrijf en gedoente
van sterwende konservatiewe,
oorspronklik, veragtlik uit Holland,
En dan deze ‘prosaiese nadraai’: ‘Verswolge deur 'n meedogenlose see van verengelsing, is die standplaats van die Afrikaner, die pionier van ons Suid Afrika, nie meer te vinde nie. Of so's 'n grasskeutje wat verdor en verbrand, en waarvan die as weggedrage word deur die vier winde. Net nou en dan word onderbroke geluide, als afkomstig uit 'n geestewereld, gehoor! Partijmaal skerp selfverwijtend, dan weer dof als gesmoord in bitt're trane van verwijt: Was ál ons lijde dan voorniet, o, ontaarde nageslag? G'n kans meer op herstel? Telaat?’
En zoo zouden er meer teekenen van mismoedigheid bij Afrikaanders en klachten over de lauwheid en het gebrek aan fierheid van hun volk zijn te vermelden, maar wij geven nu liever gehoor aan de andere stemmen.
Zoo is er een vlugschrift verschenen van de hand van ds. H. van Broekhuizen, voorzitter van de Afrikaans-Hollandse Taalvereniging, getiteld: Wij zullen handhaven, en daarin deze ferme taal: ‘Wij mogen, we kunnen niet en wij zullen niet rusten vóórdat het zover is, dat geen ambtenaar of onderwijzer aangesteld wordt, tenzij hij de beide talen volkomen machtig is, of liever, dat hij ook het Hollands degelik kent, want voor 't Engels en de rechten van dié taal