Neerlandia. Jaargang 12
(1908)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 179]
| |
droeg deze f 0.25. Red. Neerl.); dit geschiedde vooral, omdat het gebleken is, dat die instelling niet zoo zeer ten bate kwam van hen, waarvoor het A.N.V. haar heeft opgericht, maar dat velen, die zeer goed een hoogere bijdrage zouden kunnen missen, van die goedkoope gelegenheid om goede lectuur te bekomen gebruik maakten, terwijl bij de oprichting de bedoeling heeft voorgezeten ‘Nederlanders, die niet in staat waren lezer of nalezer van een der plaatselijke leesgezelschappen te worden, omdat de gevorderde bijdrage daarvoor hun te hoog was’ tegemoet te komen. Voor allen echter wien het werkelijk ernst is, om van de Volksleesgezelschappen te genieten, doch voor wien dit bedrag te hoog is, staat de gelegenheid open om vermindering te verkrijgen, mits zij zich schriftelijk wenden tot een der commissieleden, onder opgave van reden. Die Commissie, bestaande uit de heeren D.A. Hooijer, J.H. Jacobs en H.A. Kooij - van wie de eerste en de laatste in 1905 reeds den stoot gaven tot de gelegenheid voor minvermogenden, tegen een geringe bijdrage goede Nederlandsche tijdschriften en boeken ter lezing te ontvangen - richt thans ‘het woord tot allen, die nog iets voelen voor de waarde van onze taal en de belangen van onzen stam, als volk, om haar te steunen en te helpen waar het kan, in de eerste plaats door het aanbrengen van die lezers, waarvoor het instituut werd opgericht’... ‘en verder door woord en daad waar het te pas komt, om òf het ledental der Afdeeling te doen uitbreiden’... òf door schenkingen van eenvoudige boekwerken te gemoet te komen in de behoefte aan roman lectuur’. (Aan dit in de laatste plaats genoemde verlangen kan ook in Nederland worden voldaan. De leden van 't A.N.V. worden uitgenoodigd boeken voor dit bepaalde doel te zenden aan het Kantoor Wijnstraat 81, Dordrecht, dat voor doorzending zal zorg dragen. Red. Neerl.) * * *
Onder den titel ‘Een algemeen Nederlandsch belang’ wordt een geschrift van Dr. F.P.H. Prick van Wely besproken, waarin het onderwijs en het onderwijzend personeel aan de H.B.S. uitvoerig beoordeeld, het eerste aan kritiek onderworpen en aan het laatste, vooral gebrek aan pedagogische ontwikkeling toegeschreven wordt. Ons geheele onderwijs gaat voort het steeds in de breedte te zoeken in plaats van in de diepte; vele leeraren drijven het onderwijs op tot een te hoog wetenschappelijk peil, niet geschikt voor de leerlingen; van daar mislukking. Dit schijnt in 't kort het oordeel van Dr. P.v.W. te zijn. Hoewel de niet onderteekende bespreking geen algeheele instemming met het geschrift van Dr. P.v.W. betuigt, wordt toch de wensch uitgesproken, dat ‘deze brochure door velen gelezen moge worden, daar zij zonder twijfel er toe zal bijdragen, dat het eindelijk ook eens tot daden komt wat de hervorming der H.B.S. betreft’.
(Ook in Nederland worden klachten over de uitkomsten van het onderwijs aan de H.B.S. nu en dan vernomen. Uit de verslagen der vergaderingen door de Vereeniging van leeraren bij het M.O. in de laatste dagen van Augustus te Schiedam gehouden, blijkt ten overvloede, dat ook hier te lande naar hervorming van het M.O. wordt verlangd. Red. Neerl.) * * * Dr. F.P.H. Prick van Wely is in het Juli-nummer met zijn ‘Indië als litterair wingewest’ tot de dichters genaderd. Naast Jan de Marre, van wien in 1740 een berijmde geschiedenis van Batavia, eigenlijk een rhetorische topographie, verscheen, worden eenige namen van minder bekende poeeten, onder wie ziekentroosters, genoemd, ‘zonder twijfel brave menschen, maar even zeker slechte muzikanten, als zij de harpe Davids in hun vrije uren voor de meer wereldsche lier verwisselden’. Herinnerd wordt, dat nevens dezen, die in het tropische land zelf hun rijmelarij te boek stelden, geen minderen dan Vondel en Willem van Haren in het Oosten stof voor hun dichtader vonden. Hofdijk en ter Haar, die vooral door de Indische natuur, zij 't ook alleen uit beschrijvingen, bezield werden, worden genoemd, evenzeer als S.E.W. Roorda van Eysinga en Multatuli, wier dichterlijk proza onder Indië's invloed ontstond. |
|