Het Fransch op de bijzondere R.-K. Gymnasia.
In de Limburger Koerier van 23 Juli komt ‘Een Limb. oud-student’ met verontwaardiging op tegen het feit, dat bij de prijsuitdeeling, ter gelegenheid van het eind-examen aan het bijzondere Gymnasium te Roermond, de Fransche taal gebezigd werd.
Het doet hem smartelijk aan, dat dit geschiedt in een Ned. college met Ned. leeraren en leerlingen voor een Ned. publiek.
‘Twee zaken zijn hier mogelijk’, schrijft hij.
‘Ten eerste kan het zijn, dat de daar vergaderde Nederlanders hun Nederlandsch niet of slecht kennen. Dit zou mij niet verwonderen, daar de verplichte spreektaal der leerlingen het Fransch is.
Och, spreekt met uwe klasgenooten en vraagt hen, wat ze in 't werkelijk leven met dit hun aangeleerd Fransch konden uitrichten. Spottende gezichten en ironische glimlachjes bewijzen immer, dat dit Fransch slechts een verbasterd Nederlandsch was.
Het noodlottige gevolg echter is: onze jongens kennen noch Fransch noch Nederlandsch.
Ten tweede is het mogelijk, dat men de Fransche taal gebruikt, omdat men de Nederlandsche voor zóó plechtig eene prijsuitdeeling te gering acht.
Mij dunkt toch, dat, hoewel de Fransche taal op deze colleges de verplichte spreektaal is, bij officieele plechtigheden men wel het Nederlandsch mocht gebruiken.
Of zou ik me vergissen, en is de taal, die Vondel en Gezelle goed genoeg vonden, niet goed genoeg meer voor onze katholieke gymnasia?
Of zou het waar zijn, dat de taal onzer geleerden en staatslieden onzen jongens te min moet zijn.
Of is de taal, waarin ons volk tot God bidt, niet waardig, te dienen tot het voorlezen van enkele jongensnamen?
Neen, neen! laten we ons niet opwinden, maar het is droevig te zien, hoe op deze wijze onzen jongens eene minachting voor hun eigen moedertaal wordt opgedrongen; zóó groeit met hen op de idee, de vaste idee, dat in beschaafde kringen slechts Fransch als voertaal mag gebruikt worden.
Ziet dat fiere Vlaamsche volk, ons zoo nauw verwant, strijden en lijden voor zijn taal! Ziet hun oogen glinsteren als ze hunne zoete “Vlaamsche tale” hooren vloeien van de lippen; ze zwoegen om hunne taal, die ze op de knie hunner moeder leerden, te beschaven; ze strijden om de rechten, die men hunne taal onthoudt. Zij strekken ons tot voorbeeld.
Maar wij, Nederlanders, die zoo trotsch zijn op onze onafhankelijkheid, waarvan eigen taal een kenmerk is, wij zien dat alles aan, en met een glimlach om de lippen negeeren wij hun pogen, en bij de plechtigste stonde van het schooljaar, wanneer alle werk zal bekroond worden en de verdienste beloond, dan achten wij onze taal te gering en keeren ons tot een vreemde taal, bluffend met het beetje kennis, dat wij er van hebben’...