Neerlandia. Jaargang 12
(1908)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdSprokkelingen uit het Indische Groepsblad van Januari-April 1908.Uit de verslagen der Afdeelingen wordt bericht: dat Maurits Wagenvoort op 9 Maart voor de Afd. Batavia eene lezing hield, die tot titel had: ‘Anecdotische schets van het leven onzer vaderen in Indië (Hindostan) en op Ceylon’; dat de Afd. Buitenzorg voor de minder gegoeden onder de Europeesche ingezetenen een leeskring instelde, waardoor die lieden op een voor hen geldelijk minder bezwarende wijze kennis zouden kunnen nemen van de voortbrengselen der Nederlandsche letterkundeGa naar voetnoot*). Uit de op 7 April gehouden vergadering van het Groepsbestuur wordt aangeteekend, dat uit het daar gesprokene blijkt, dat men in Indië prijs blijft stellen op samenwerking tusschen Groeps- en Hoofdbestuur; terwijl in een redactioneel artikel, voorkomende in het April-nr. o.m. de vraag wordt gedaan, wat er tegen kan zijn uitingen in O.V., die van nut of belang worden geacht, over te nemen in Neerlandia. In aansluiting ook aan het hierboven, naar aanleiding van het schrijven van C.A.W., opgemerkte, wenscht de redactie van Neerlandia, door het geven van een overzicht van de uitingen in O.V., welke naar hare meening teekenend zijn voor het leven en den gedachtengang in de Groep N.-I., het verband tusschen het Verbond in z'n geheel, met de Groep te bevorderen. * * *
In het Januari-nr. wordt onder het hoofd: ‘Van de vreemde talen verdient in ons Insulinde het Engels beslist de voorkeur’ de gedachtenwisseling over het al of niet wenschelijke, vreemde talen op de L.S. te onderwijzen, in vorige jaargangen aangevangen, voortgezet. De redactie van O.V., die in een onderschrift zegt, dat de L.S. in Indië, meer dan haar handen vol heeft met het Nederlandsch, geeft als hare meening te kennen, dat, indien een vreemde taal op de L.S. moet onderwezen worden, dit, met het oog op de practijk, de Engelsche taal zou moeten zijn. P.v.W. komt in het Maart-nr., op grond van de ondervinding opgedaan bij het L. en M.O., betoogen, dat het leeren van vreemde talen niet tot de ontwikkeling van de leerlingen bijdraagt; hij wil daarom ‘noch Fransch, noch Engelsch’ en hij eindigt zijn artikel met de verzuchting, dat als de stukken werk in die talen eens gepubliceerd werden, de belanghebbenden (dat zijn zeker de ouders? Red. N.) zouden roepen: Nederlandsch, Nederlandsch en nog eens Nederlandsch als grondslag van een vruchtbaar... volksverstaan’. * * *
Dr. A.A. Fokker bespreekt in twee opstellen (overgenomen uit het Weekbl. v. Indië) den aard van de opleiding, die, n.z.m., gegeven zou moeten worden aan Indo-Nederlanders, die naar Holland gaan voor hunne opvoeding. Hij heeft daarbij het oog op Inlandsche jongelieden; deze moeten niet ‘vereuropeezen’; men moet niet trachten ze te ‘verontinlanderen’; integendeel een Javaan, die naar Holland gaat voor zijne opvoeding, moet anders opgevoed worden dan een Nederlandsch jongmensch. Dr. F. zou den jongelieden algemeene ontwikkeling willen geven op nationalen, d.i. Javaanschen grondslag. Zij moeten niet opgevoed worden voor een werkkring in Holland; er moet rekening meê gehouden worden, dat ze later in Indië weder onder rasgenooten moeten leven en werkenGa naar voetnoot**). Daarom moeten zij ook vooral hun Javaansch niet verwaarloozen. Echter zal de Javaansche taal met haar auto- en aristocratisch karakter van thans eene evolutie moeten doormaken; ook door de wijziging in de taal zal het Javaansche volk anders kunnen worden. Dr. F. zou de jongelieden in een internaat in Holland, liefst in een universiteitsstad, willen vereenigen, omdat er daar kans is, dat het eigenaardige, het nationale behouden blijft; hen vooral niet te vroeg naar Holland willen doen gaan, doch hen, die met goeden uitslag een hoofdenschool hebben gevolgd, in het internaat doen opnemen, van waaruit ze dan de studiën aan de hoogeschool zouden volgen. Aan het internaat zouden dan die jongelieden huis- | |
[pagina 138]
| |
waren later bij het inlandsch bestuur te komen of arts. wis- of natuurkundige, taal- of rechtsgeleerde te worden; voor toekomstige ingenieurs zou een anderen weg moeten gevolgd worden. Aan 't hoofd van zulk een instelling zou voorshands een Nederlander moeten staan, vertrouwd met de Jav. taal, zeden en gewoonten. Later zou de leider door een Javaan kunnen vervangen worden. Na slagen van deze proef zou iets dergelijks voor Soendaneezen, Maleiers, Madoereezen en Menadoneezen moeten volgen. (Het betoog zou gelezen moeten worden om Dr. F. goed in zijn gedachtengang te volgen; niet geheel duidelijk is, hoe de evolutie in de Jav. taal zou teweeggebracht moeten worden; waarschijnlijk bedoelt Dr. F., dat de in Nederland aan de H.S. een hoogere opvoeding deelachtig geworden inlanders, die zouden moeten bevorderen. Red. N.). * * * Dr. F.P.H. Prick van Wely geeft aan de hand van Ds. Campbell's werk ‘Formosa under the Dutch’ een overzicht van de pogingen, die in het midden der 17e eeuw vooral zijn aangewend, om het Nederlandsch, tegelijk met het Christendom, ingang te doen vinden op Formosa. Uit latere berichten blijkt, dat in de 18e eeuw nog verscheiden personen daar Hollandsch konden spreken en Hollandsche boeken lazen. Ja, zelfs in het begin der 19e eeuw schijnt de herinnering aan het verblijf der Hollanders op Formosa nog niet geheel te zijn uitgewischt geweest. Dr. P.v.W. doet deze mededeelingen, welke eerst opgenomen werden in het Weekbl. v. Indië, onder den titel: ‘Terreinverkenningen voor het A.N.V.’ ‘Onze taal op Formosa’. (Moge ook uit het medegedeelde blijken, dat de oogst op Formosa thans wel schraal zoude zijn, het vermelde doet uitzien naar het voortzetten dier verkenning op ander Oostersch terrein. Red. N.). * * * R.v.I. vindt in de Mem. v. Toelichting en het Voorl. Verslag betreffende de wetsontwerpen tot naturalisatie van twee Chineezen in N.-I., aanleiding die naturalisatie, in het Febr.-nr. warm aan te bevelen. In een volgend nr. van O.V. wordt ook de Mem. v. Antwoord van den Minister van Buitenl. Zaken opgenomen, waaruit blijkt, dat die Minister zich met de Indische adviezen geheel vereenigd heeft. (Niet zonder strijd is die naturalisatie in de zitting van 17 Juni door de Tweede Kamer aangenomen. Red. N.) * * * Klachten over de uitkomsten van het L. en M.O. worden onverholen uitgesproken door P.v.W. in een slotartikel van het April-nr., getiteld ‘De grondslagen van ons Volksbestaan’. Slechts 26 percent der H.B. Scholieren halen het einddiploma; en werden deze bevoorrechten nog eens behoorlijk geëxamineerd, dan slaagden er nog geen 5 percent. (Deze uitspraak wordt, althans in dit nr. van O.V. niet besproken door de redactie; dus ook niet in twijfel getrokken? Dat een belangrijk deel der leerlingen de school verlaat vóór het einde van het leerprogamma bereikt is, is een verschijnsel dat ook in Nederland valt waar te nemen, maar niet noodzakelijk tegen het onderwijs of het gehalte der leerlingen pleit. Red. N.). * * * In eene ‘causerie’ ‘Indië als litterair wingewest’ laat Dr. Prick van Wely, in vier volgnummers de Indische schrijvers en schrijfsters, die zich op litterair gebied bewogen, of althans die bedoeling hadden, even voor het voetlicht komen. Van Mr. W. van Hogendorp, van wien in 1780 eene vertelling ‘Kraspoekoel’ verscheen, welke thans alleen nog maar aan eenige snuffelaars bekend zal zijn, tot Borel, Couperus en Augusta de Wit, wier werken thans in geen leestrommel ontbreken, gaan heel wat namen aan ons voorbij; al begint de groote vloed van litteraire-voortbrengselen, waarin Indië op verschillende wijzen betrokken is, dan ook eerst omstreeks 1850 te stroomen. Met een paar woorden worden de auteurs geteekend of in een klasse ondergebracht. Ook het tooneel, de voorstellingen, de aard der stukken worden, meest met gebruikmaking van Mr. N.P. van den Berg's studie daarover, besproken, waarbij ook tot vroeger tijd wordt teruggegaan. |
|