Van onze Vertegenwoordiging in het Buitenland.
Uit Rome.
De schitterende triumf, door Mengelberg tot tweemalen toe behaald in de Koninklijke Akademie van Sint Cecilia, werd indirect ook een triumf voor het Nederlandsche element in Rome. Na het eerste concert, op 10 Mei, wist men ternauwernood, dat de gevierde maëstro Nederlander is. Op het program stond hij als Wilhelm Mengelberg aangegeven, en bijna algemeen hield men hem voor een Duitscher. Maar na het tweede concert, op 17 Mei, spraken de bladen vol bewondering over ‘den formidabelen Hollandschen dirigent, die met een tooverstaf het orkest van Corea als 't ware vernieuwd had’. En op het programma stond ditmaal zijn echt-Hollandsche naam Willem met eere vermeld.
Waaraan deze omkeer toe te schrijven? In de eerste plaats natuurlijk aan de populariteit, die Mengelberg zich intusschen had gewonnen. Maar ook en niet weinig aan het optreden van eenige landgenooten, die wisten te verhinderen, dat deze Nederlandsche beroemdheid zou worden geännexeerd door ‘Deutschland über Alles’. Zij zorgden voor een behoorlijke schrijfwijze van zijn naam, waarop Mengelberg zelf erg gesteld is. Zij lieten hem, vóór de pauze, een fraaien lauwerkrans aanbieden, met de nationale kleuren versierd en waarop, voor iedereen leesbaar, het opschrift prijkte: Omaggio degli Olandesi in Roma. Zij hadden ook de directie verzocht, dat bij de aanbieding van dit huldeblijk het Wilhelmus zou gespeeld worden, aan welk verzoek men gaarne zou voldaan hebben, als wegens de hooge tegenwoordigheid van Koningin Marguerita de étiquette geen bezwaar had opgeleverd.
Nu kent heel Italië Mengelberg als Nederlander. Op de enkele landgenooten, die over de grenzen naam maken, behooren wij zuinig te zijn en niet zoo gemakkelijk hun nationaliteit, die immers ook voor ons een eeretitel is, te laten wegmoffelen. Een klein volk worden wij eerst dàn, wanneer wij onze groote mannen niet hoog houden, ook en overal tegenover het buitenland. Geen chauvinisme; doch waar het pas geeft, een rustig en fier zelfbewustzijn toonen, is het afdoende bewijs van een krachtig en gezond nationaal leven.
Rome, 30 Mei 1908.
Dr. G. BROM.