zaam voor de handhaving en verbreiding der Nederlandsche taal.
Maar reeds in 't eerste: Het A.N.V. wil bij alle Nederlanders en stamverwanten, waar ter wereld zij zich ophouden het bewustzijn van staméénheid opwekken, is een moeilijkheid.
Wat zijn nu Nederlanders en wat zijn stamverwanten.
Onder Nederlanders zijn dan natuurlijk niet te verstaan dezulken, die het zijn volgens de wet op het Nederlanderschap.
Onbewust wordt dit al gevoeld door het spreken van Groot-Nederland, waar men bedoelt de één en ondeelbaarheid van onzen Nederlandschen stam, omvattend Staatsburgers van Nederland, België, Frankrijk, Zuid-Afrika, Amerika, maar allen verbonden door afkomst en taal.
Zijn nu omgekeerd Friezen Nederlanders of niet?
Hier zit hem de moeilijkheid. Want Nederlanders in den zin van burgers van Nederland zijn ze wel wis en drie, en met eere.
Maar in den zin als men 't enger bedoelt, waar men hecht aan 't begrip van Nederlander tevens 't feit dat men Nederlandsch spreekt? Zoolang de Friezen Nederlandsch leeren en spreken kunnen, natuurlijk wel.
Maar zelfs indien bijv. fanatieke particularistische Friezen gaan roepen om: in Friesland Friesch? Ook dan? Ja ook dan. Want vóór alles zijn wij allen leden van het Nederlandsch gemeenebest. En dat laatste woord geeft zoo mooi weer onze gedachte, beter dan 't woord Staat.
Steeds moet ons handelen er op gericht zijn, dat de algemeenheid, ons heele Nederlandsche volk het 't best gaat.
Want al is een Fries anders dan een Zeeuw en verschilt een Fries door zijn taal oogenschijnlijk meer van een Zeeuw dan een West-Fries van een Limburger, wij zijn zeker, al is 't uit ver vervlogen tijd leden van één Germaanschen stam. En dat het Koninkrijk der Nederlanden veel meer leden telt die het Nederlandsch met den paplepel binnen krijgen dan 't Friesch, mag geen reden zijn om de laatsten, indien zij aan het Friesch begrijpelijker wijze den voorrang geven boven het Nederlandsch, buiten te sluiten of gelijk te geven als ze zich uit zich zelf er buiten plaatsen.
Want vóór alles is ons doel om bij Nederlanders en Stamverwanten het bewustzijn van staméénheid te wekken. Dus moet ons streven zijn, zoek ijverig naar wat ons vereent en val niet over wat ons scheidt. Zoo zal 't best worden bereikt het tweede doel: Verhooging van de zedelijke kracht van den Nederlandschen stam.
Geschied-, taal- en aardrijkskundig wordt de Nederlandsche stam in Europa niet begrensd door de staatsgrenzen van Nederland en België, maar hoort hiertoe Fransch Vlaanderen en breidt het Dietsche volk zich uit tot ver in Pruisen, voorbij Berlijn zelfs.
Het gaat niet aan, als de Al-Duitschers vaak doen, te betoogen dat wij Nederlanders, eigenlijk Nederduitschers zijn, d.w.z. Duitschers in de eerste plaats, die volgens hen plat (d.w.z. neder) Duitsch spreken en slechts staatkundig van 't Duitsche rijk zijn gescheiden, en ons derhalve in te lijven bij den grooten Duitschen stam. Want al hebben we tegen een ideeele inlijving niets, evenals de Duitscher gaan wij prat op onze Germaansche afkomst, maar het streven der Alduitschers is meer politiek en wil ons mèt Duitschlands staatsinstellingen ook opdringen de Hoog-Duitsche taal, zooals met geweld nu in Polen geschiedt en met onmerkbaren drang over het heele Duitsche rijk waar de bevolking een nederduitsch dialekt spreekt.
Hiertegen wilde ik dat de kracht van onzen bond zich richte.
Allerwegen is er een strooming merkbaar om als volk zichzelf te zijn. Vandaar het eischen van recht waar het hun taal betreft door Vlamingen, Polen, Hongaren, Tsjechen, Roemeniërs, als ook door de Friezen, Ieren en de inwoners van Wales.
Het doel is dus niet om de Nederduitschers in Duitschland op te eischen als behoorende tot onze gemeenschap, maar wel voor het Nederlandsch taalgebied te behouden dat groote deel der Duitsche bevolking dat nog steeds de taal hunner vaderen spreekt al wordt het geringschattend gekenschetst als plat Duitsch.
In den laatsten tijd zijn er in de Duitsche litteratuur aanwijzingen te vinden, dat dat platduitsch zich wil ontwikkelen tot een taal met eigen litteratuur.
Laat ons dat streven steunen en trachten het daarheen te leiden, dat die taal aansluiting zoekt bij het z.g. Hoog Nederlandsch. In 't kleine Nederland alleen telt men van stad tot stad van provincie tot provincie eigenaardige afwijkingen, ook in België. met zijn gouwspraken. Wie heeft niet vaak opgemerkt de afwijkingen onzer taal in Indië, en verschilt niet 't Zuid-Afrikaansch er haast evenveel van als 't breedtegraden van ons gescheiden is?
Maar boven alles uit verheft zich de schrijftaal als de vaan die allen over de gansche wereld vereent.
Hoe meer de ontwikkeling om zich heen grijpt, des te meer zullen de gewestspraken verflauwen, terwijl hun beste en eigenaardigste woorden den grooten Nederlandschen taalschat komen verrijken. Die wisselwerking is 't meest merkbaar bij het Vlaamsch en Nederlandsch vooral door den invloed der Zuid- Nederlandsche schrijvers.
In 't volgende kunnen de voorstanders van Friesch en Nederlandsch dus samengaan.
Laten de Friezen zich beijveren om hun taal te doen herleven van de Zuiderzee tot de kusten van Denemarken. En laat ons trachten het Nederduitsch te doen opleven in heel Nederduitschland.
Op die wijze zal de geestelijke invloed van den Nederlandschen stam zich doen voelen over een veel grooter gebied dan nu.
En allen zullen wij er bij winnen. De beide idealen gaan naast elkaar, niet tegen elkaar in. Op practisch gebied zullen de partijen elkaar menigmaal de hand kunnen reiken bij het stichten van bibliotheken e.d. Men werpe dus geen strijdvragen op, maar streve naarstiglijk naar samenwerking.
Wie sticht er nu de Al-Friesche bond?
Nederlanders in Duitschland, handhaaft de eer uwer taal en bevordert zooveel mogelijk de beoefening van het Nederduitsch.
In den eersten tijd zal het belachelijk en nutteloos lijken, maar de toekomst kan grootsch zijn.
J. VAN RAVENHEIM.