Ter behartiging.
Uit een opstel van Dr. D.C. Hesseling in De Nieuwe Taalgids:
Volgens de populaire opvatting onderscheidt zich zuiver Nederlands door 't vermijden van vreemde woorden en zinswendingen, van uitdrukkingen die tegen de aard van ons taaleigen zijn, zogenaamde barbarismen. Dit zou een goede definitie wezen als men 't er maar over eens was wat vreemde woorden en wat barbarismen zijn. Voor menigeen is een vreemd woord een woord waarvan hij weet dat het indertijd over de grenzen gekomen is; voor zulke mensen neemt het aantal onnederlandse woorden regelmatig toe met de etymologiese kennis die ze verkrijgen van hun moedertaal. Als zij konsekwent waren zouden zij de taalkundige erfenis van het voorgeslacht bij 't klimmen van hun jaren steeds zien slinken: als kinderen van twaalf jaar leerden zij reeds dat precies, souper, concert, feliciteren en honderd andere woorden op -eren vreemde woorden zijn; wat ouder geworden, vernemen zij dat termen als koffer, taartje, ledikant en vele dergelijke evenmin Nederlands van oorsprong zijn; bij voortgezette studie komen zij misschien te weten, dat zulke schijnbaar echt vaderlandse woorden als gevaar, glans, grens, hangmat, juist, kast, rendier indringers zijn uit alle oorden van de wereld.
Mij dunkt dat er maar één kriterium kan aangewezen worden waarnaar uitgemaakt wordt wat vreemde woorden zijn, en dat kriterium is stellig niet de taalwetenschap, al roept men die 't eerst te hulp, maar de spreektaal van beschaafde mensen. Gebruikt die een bepaald woord niet, dan kan men 't als een werkelik vreemd woord beschouwen en vermijden; daarom is 't zeer te prijzen dat men eindelik eens is gaan strijd voeren tegen de malle woorden, die men op de winkels van onze Nederlandse steden vindt; geen sterveling spreekt bij ons van zijn coiffeur, van zijn pâtissier of tailleur; geen mens gebruikt ooit de woorden chocolatier, chemisier, marchand-tailor, bandagiste en honderd andere, waarmee Nederlanders tegenover hun landgenooten hun bedrijf plegen aan te duiden. Wij zijn, zover ik weet, ook 't enige volk dat op adressen binnenslands titels en soms zelfs plaatsnamen niet in de moedertaal schrijft. Dat zijn echter zotheden die niet diep zijn doorgedrongen; een beroep op 't gezond verstand heeft reeds gebaat om ter zijde te laten, wat nooit tot de levende taal heeft behoord. Maar feliciteeren, souper, portier en nog een duizendtal andere woorden gebruikt iedereen en die ze zou willen verbannen, zou allerlei schakeringen uit ons vokabularium doen verdwijnen. Zulke woorden zijn geen ‘vreemde’, maar ‘ontleende’ woorden; zij hebben evenveel recht op de Nederlandse naam als tienduizendtallen van Nederlanders wier groot-ouders uit het Oosten of uit het Zuiden in ons land zijn gekomen.