Een heele stad opgespoten.
O, zoo vaak missen wij Nederlanders, zelfvertrouwen. Al heel gauw staan wij klaar met het beweren: wat kunnen wij beginnen tegen groote wereldrijken met hun macht van geld en invloed, en hun uitgestrekte afzetgebieden? Maar in sommige industrieën toonen wij wel degelijk de baas te kunnen zijn. Waarom dus zoo klein van gelooven?
Onze diamantnijverheid handhaaft zich sedert eeuwen op de eerste plaats. Onze gebruikskunst dringt met kracht naar voren. Als waterbouwkundigen staan wij vooraan. En zoo is er meer. Onlangs weer heb ik eerbied gekregen voor den arbeid onzer aannemers, die het tegen Amerika durven opnemen. En de Amerikanen zijn toch zeker wel het volk bij uitnemendheid van het werken in het reusachtige.
Galveston, een stad van ongeveer 40.000 inwoners in Texas, aan den Golf van Mexico, werd in 1900 geteisierd door een vreeselijken storm en vloedgolf. De halve stad werd verwoest. Duizenden menschen verloren het leven.
Na de ramp besloot het stadsbestuur met voortvarende beslistheid onmiddellijk maatregelen te nemen om een herhaling te voorkomen. De stad is de voornaamste uitvoerhaven van katoen in geheel Amerika. Doch het grootste deel ervan lag onbeschermd tegen de zee. Op zijn Amerikaansch besloot men eenvoudig ongeveer drie kwart van de stad, 2300 huizen, op te vijzelen. Er werd aan de zeezijde een forschen betonmuur gebouwd van niet minder dan zes Kilometer lengte en 17 Voet hoogte. De daarachter gelegen grond zou eveneens zeventien Voet omhoog worden gewerkt, om af te loopen met een helling van 1500 op 1.
Die ophooging durfden de grootsch denkende Amerikanen echter niet aan voor de uitgetrokken som. Maar de kleine Hollanders wel. De Amerikanen meenden dat dit ophoogen niet anders kon geschieden als door aanvoer van zand per schuit of per spoor. Zoo ouderwetsch zijn wij niet meer. Wij spuiten het zand er eenvoudig op met de bekende zandzuigers. En een Hollandsche firma, Gebroeders Goedhart van Dordrecht, ondernam het reuzenwerk, waaraan zij nu reeds sedert 1904 bezig is.
De groote moeilijkheid was om het zand ter ophooging overal te kunnen brengen. Het spuiten kan geschieden tot op een afstand van ongeveer 1600 M., maar het meest verwijderde gedeelte, dat moest worden opgehoogd, lag veel verder. Toen groef men simpelweg een kanaal van bijna vier Kilometer lengte dwars door de stad, en niet maar een slootje, maar een waterweg van 100 M. breedte en 6 M. diepte, waarin de zandzuigers konden opvaren; terwijl men op bepaalde afstanden het kanaal tot kommen verbreedde, waarin de reusachtige machines konden keeren om terug te varen naar zee, waar nieuwe zandvoorraad werd opgediept.
Op den grond, waar dit kanaal werd aangelegd, stonden natuurlijk huizen. Met de eigenaren dier gebouwen kwam men overeen dat zij hun woningen zoo lang naar een ander stadsgedeelte zouden rollen voor rekening van de firma, die ze later weder op haar plaats zou brengen, zoodra het kanaal niet meer noodig was en weder was volgegooid. Die huizen werden dan opgeschroefd, op houten rollen geplaatst en door paarden weggetrokken.
De stad werd nu als 't ware in polders verdeeld. Telkens werd een stuk afgedamd en werden van den kanaaloever pijpen gelegd naar het afgedamde gedeelte, waarheen het natte zand uit de zee werd gespoten.
Zoodra men nu begon met het opspuiten, kregen de inwoners hiervan kennis en moesten zij zorgen dat hun huizen op de vereischte hoogte werden gebracht. De menschen moesten dit voor eigen rekening doen; waren zij echter te arm, dan deed men het gezamenlijk of soms wel voor rekening van de stad.
Dit opvijzelen lijkt meer dan het is, want de meeste huizen in Galveston zijn van hout en staan afzonderlijk. Er zijn er echter ook van steen; maar zelfs dit bood geen bezwaar. Zelfs een heele kerk en villa's van drie verdiepingen schroefde men op, nadat men eerst den bovenbouw van de fundeeringen had losgewerkt.
Het gebeurde wel eens dat een inwoner niet tijdig gereed was met het omhoogwerken zijner huizinge. Daarop kon het werk echter niet wachten. Het huis werd eenvoudig ondergespoten en moest later weer worden uitgegraven.
Zoo werd het eene gedeelte na het andere omhooggedreven. De Hopperzuigers werken van 's Maandagsmorgens zes tot 's Zondagsavonds 6 uur onafgebroken door en werpen hun bulderende borrelingen de stad in, zooals de eerste foto duidelijk aangeeft. Uit de pijpen bruisen het zeewater en zand in breede fonteinen omhoog. Verder op, in het kanaal ligt een tweede Hopperzuiger te werken.