Oost-Indië
Een nuttig werkje.
Een Boekje over onze Oost, voor hen die er niet zijn geweest, door J.H. en H.B. Amsterdam, S.L. van Looy. Prijs 10 ct., 50 ex. f2.80.
Met ingenomenheid vestigen wij de aandacht van onze lezers op het hierboven vermelde geschrift. Het dankt zijn bestaan aan de samenwerking van de Maatschappij ‘Tot Nut van 't Algemeen’ en de Vereeniging ‘Oost en West’ en is een uitvloeisel van het bij de besturen van die lichamen bestaande verlangen, om juiste kennis aangaande Ned. Indië in zoo ruim mogelijken kring te verspreiden. Vandaar dat de bewerking werd opgedragen aan twee uitnemende deskundigen, die zich bescheidenlijk achter hun aanvaagsletters verschuilen en dat de prijs zóó matig werd gesteld, dat een ieder, zonder onderscheid, zijn kennisdorst kan bevredigen. Inderdaad, hij zal dien dorst bevredigd vinden, want het boekje bevat in eenvoudigen vorm en volkomen helderen stijl antwoorden op al die vragen, die op de lippen komen van hen, die Indië niet door eigen aanschouwing kennen en er toch, hetzij omdat zij er dierbare verwanten hebben, hetzij omdat zij er zelf heen willen, hetzij uit loutere belangstelling alleen, zoo gaarne wat van willen weten. Hoe men naar Indië komt en eenmaal daar zijnde zich door het uitgesterkte eilandengebied beweegt; hoe het er gesteld is met de warmte, die in de lage streken wel heel fel is, maar toch wel kan worden gedragen; hoe de huizen zijn ingericht; welke verschillende soorten van menschen er wonen, hoe zij gekleed gaan en welke taal zij spreken; welke voortbrengselen uit het dieren-, planten- en delfstoffenrijk de milde natuur er aanbiedt; hoe het bestuur is ingericht; hoe men er leeft en welke middelen van bestaan de menschen van verschillenden volksaard er vinden, het wordt alles in kort bestek, maar zoo volledig mogelijk en volkomen juist uiteengezet.
Een hoofdstukje over het belang dat Indië voor Nederland heeft, vormt het besluit. Hierin wordt er op gewezen, hoe het bestaan van Insulinde, ook al beschouwt men haar niet als een melkkoe, aan de bevolking van Nederland tal van voordeden verschaft. De door de schrijvers genoemde voordeelen zijn hoofdzakelijk van stoffelijken aard. Daarom willen wij er nog aan toevoegen, dat het bestaan en het voortbestaan van een Nederlandsch-Indië, daarom voor Nederland van zoo groote beteekenis is, omdat het ons de gelegenheid biedt, met onze beschaving, met onze meerdere kennis en met behulp van onze taal, de eer van den Nederlandschen naam in het verre Oosten hoog te houden.
Deze slotsom, schoon niet door de geachte schrijvers uitgesproken, moet zich opdringen aan een elk, die kennis neemt van dit werkje, dat wij, niet het minst ook dáárom, in veler handen wenschen.