Kralendijk, de hoofdplaats van Bonaire, en omstreken
door C.J. Krijt.
Bonaire ligt op pl. m. 10 geogr. mijlen Oost-Noord-Oostwaarts van Curaçao, tusschen 68o 35 en 68o 20 W.L. en tusschen 12o 4 en 12o 26 N.B. Bij den N.-O. passaatwind, die hier immer waait, is eene reis van Curaçao naar Bonaire met zeilgelegenheid eene ware kwelling en duurt onder gewone omstandigheden gemiddeld een etmaal, waar tegenover staat, dat, in omgekeerd geval, de duur dier reis op de helft kan gerekend worden. In uiterlijken vorm gelijkt Bonaire zeer veel op de grillige gedaante eener laars, evenals Italië. Van zee uit gezien valt ons terstond op, dat het eiland in het Westen vrij hoog is en naar het Oosten laag afloopt. Voor zooverre er sprake kan zijn van plantengroei, doet zich het Westelijk gedeelte gunstiger voor dan het Oostelijk.
In de lengte strekt het zich uit van het Noord-Westen naar het Zuid-Oosten en is van Noord- tot Zuidpunt vijf geographische mijlen lang en een half tot anderhalve mijl breed. De geheele oppervlakte bedraagt 4.50 vierk. geogr. mijl. De kortste afstand van Bonaire tot de kust van Venezuela is in Zuid-Westlijke richting 12½ geogr. mijl. Ongeveer op het midden van de lengte des eilanas ligt aan de Westzijde op een afstand van ¼ geogr. mijl het eilandje Klein-Bonaire, pl. m. 600 H.A. groot, zeer laag en met kreupelhout begroeid. Het is in particulieren eigendom, doch dient bij voorkomende gelegenheden als quarantaine-station. Een viertal brokken muur wijzen nog de plaats aan waar eertijds het quarantaine-gebouwtje stond. Het eilandje wordt overigens slechts gebruikt als een uitstekende en betrekkelijk veilige plaats voor geitenfokkerij. Enkele natuurlijke putten voorzien bij droogte de dieren van water. Recht tegenover dit eilandje ligt de hoofdplaats van Bonaire, die sinds het jaar 1830 den naam van Kralendijk draagt, gelegen aan een baai, welke een veilige ankerplaats voor de schepen oplevert. Over het algemeen hebben Zuiden Westkust goede ankerplaatsen. Raadzaam is het echter Noord- en Oostkust te mijden.
Het zij mij vergund, u als gids bij een uitstapje door en om Kralendijk te geleiden.
Vrienden, bereidwillig om ons wagen en paard te leenen, zijn er genoeg. Punt van uitgang: steiger. Deze steiger is pl. m. 20 M. lang en dient tot aanlegplaats van de scheepjes met weinig diepgang. Een grootere en vooral breedere overdekte steiger, op ijzeren pijlers, zou van groot gemak zijn, want groote vaartuigen zouden dan ook daar kunnen aanleggen. IJzeren pijlers, omdat de houten nu in korten tijd door den paalworm zijn vernietigd. Onwillekeurig slaan wij den blik op Kralendijks reê.
Rechts, tegenover den steiger, ligt een klein onaanzienlijk fort met een viertal ouderwetsche kanonnen en een torentje, waarin het havenlicht. Daarnaast, recht tegenover den steiger, het gouvernementsgebouw, dagteekenend van omstreeks het jaar 1840. Fraai is het juist niet dat vierkante blok, waarvan het beneden gedeelte verdeeld is in kantoren voor den Gezaghebber en Griffier, benevens entrepôt, terwijl het bovengedeelte de woning van den Gezaghebber is. Aan de Zuidzijde langs het strand staan een aantal woonhuizen, evenzoo aan de Noordzijde, doch in betere orde en regelmaat. Maar laat ons instappen! Dat huisje, dicht bij den steiger, is het douane-kantoor. Rechts van u ziet u terstond een verhoogden weg of dam, leidende naar de R.-K. Kerk. Dit gedeelte en nagenoeg het geheel Zuid-Westelijk gedeelte is een effen en laag onbegroeid terrein, gevormd uit koraalsteenen en kalkformatie. Dit gebouwtje met zijn houten toren is 't Protestantsche Kerkje in 1847 met ondersteuning van het Gouvernement door bemiddeling van Ds. Meijer, opgetrokken. Daarnaast de openbare lagere school, waarover later. Beide gebouwen met die fraaie woning voor ons sluiten een flink plein in, waarop met Koninginne-dag de volksspelen worden gehouden. Nu krijgen wij een rechten en goeden weg voor ons, in 't begin begrensd door goede woonhuizen, verderop door vele en daaronder zeer groote winkels. Weder een weg of dam leidende naar de R.-K. Kerk. Wij slaan dien in en komen voor de kerk, een vrij groot, doch hoogst eenvoudig gebouw, waarnaast links een flinke, groote R.-K. school en rechts de pastorie. De kerk is door den Eerw. heer J.B. Eisenbeil in 1829 voltooid, onder den naam van Sint Bernarduskerk. In 1852 werd de pastorie bijgebouwd, terwijl de school van jongeren datum is. Om alles heen ligt een menigte huizen verspreid. Op eenigen afstand Zuid-Westwaarts sluiten zich de buurtschappen Nikibóko en Téra korrá (roode aarde) daarbij aan. Wij gaan echter Noordwaarts,
komen voorbij het R.-K. kerkhof en zijn na een kwartiertje rijdens in het dorpje Deentéra.
Deentéra (letterlijk: in het land of binnenland) is de oorspronkelijke nederzetting op dit eiland, het eerste dorp der Indianen reeds vóór de komst der Hollanders. Enkele steenen woonhuizen veraangenamen hier het oog te midden van die menigte armoedige hutten van gevlochten takken met leem bepleisterd en met daken van maisstroo. Hier ook stond tot 1829 een hulpkerkje, waarin godsdienstoefening werd gehouden door een sacristein en diens vrouw, menschen uit het volk, terwijl nu en dan een Priester van Curaçao overkwam om te doopen. Het eenige overblijfsel is een steenen deel of vloer. Het terrein ondergaat nu een heele verandering. Allengs zich verheffend, ziet men Oost- en Noordwaarts de gezichteinder door een heuvelrij afgesloten. Meer naar het Noorden vindt men nog ter linkerzijde van den weg een klein bevolkingscentrum, genaamd koenoekoe biëeuw. Verderop voert de weg naar het dorp Rincón.