Afrikaansche Beeldspraak.
Dr. A.F. Malherbe heeft onlangs in een voordracht de aandacht gevestigd on den rijkdom van beelden in de Afrikaansche taal. Ziehier eenige staaltjes:
Voor dood gaan zegt de Afrikaander: sijn blus is uit, bokveld toe gaan, van di gras af, touw op goi, kop uittrek (de twee laatste uitdrukkingen zijn aan den ossewagen ontleend).
Voor de idee van ‘slaan’ - zegt dr. Malherbe - bestaan er een menigte uitdrukkingen, als: op zijn bas gee, op di bakkes of oge speul, tamelêtjies krij, streepsuiker gee, inpeper, insout, uitkwint, inklim, roskam, iemand opskep, laat grond eet. (Gelijk men ziet, heeft het Afrikaansch verscheiden van die uitdrukkingen uit het Nederlandsch.)
Voor de idee van ‘vlug’: klauwe in di grond slaan, laat glij, laat skraap, laat skeur, di bakke insit, laat spat, laat spalk, laat spaander, enz.
Uitdrukkingen aan ossen of ossewagen ontleend zijn: touw op goi, o'er di touw trap (fout begaan), touwwijs (goed ingewijd, van 'n os gesegd wat al mak is in di juk), hotagter hê (moeilikhede deurstaan), saamgaan als o'erige jukskei (van min beduiding wees en net gebruikt indien absoluut nodig), di agteros kom oek in di kraal (selfs di langsame bereik sijn doel).
Twee beelden voor ‘pronk’ zijn: knipmes rij en sekelnek rij (in beide gevallen is gedacht aan den kromgebogen nek van een paard).
Aan een opstel in het tijdschrift Ons Klijntji, November 1899, ontleent dr. Malherbe o.a. een reeks uitdrukkingen voor dronken zijn. Bij de bekende Nederlandsche heeft de Afrikaander er nog heel wat van eigen vinding gevoegd. Ziehier de lijst.
Hij is agterstevoor op di pêrd, di akkers werk met hom, hij is hoog aan, hij is aangeklam, hij is aangebrand, hij het di balie omgeskop, sijn bene is lam, hij het teveel bessies geëet, hij was in di biervat, met di bottel speul, di bottel soen, te veul van di bottel hou, in di bottel kijk, 'n dop steek, 'n dop te veul in hê, in di dop kijk, di dop was te groot, bo in di druiwetakke wees, baing druiwe geëet, een teveul in hê, hij kan nie eenbeentjie staan nie, so dronk als 'n eentjie, in di emmer sit, di ellenboog lig, di vlieg is in di wijn geval, hij is vrolik, diep in di fles kijk, sijn vlerke hang, hij het vaak, teveel gespree, hij is getik, hij is gekwes, gedouw, gethee, diep in di glas kijk, di grond is ongelijk, hij het di horries, hij is hoenderkop, hij het 'n hotnotjie doodgeslaan, sterk sonder kragt, sijn kruisi was te sterk, di kereltjie met di kurkhoed soen (mooi beeld ver uit di bottel of kan drink), sijn wijsheid is in di kan, nie gewend keldersleutel te dra nie, di korrels werk met hom, di kromhout werk met hom (krom wingerdstok), di karba lig, in di kalbas kijk, kromhoutsop drink, sijn kruis is slap, lawaaiwater drink, lekker wees, lekkerlijf wees, sijn lewer is nat, hij en di leeuw was deurmakaar, in di mos kijk, nat gere'end in di mooi weer, nat gegoi, hij houw nuwejaar, di hele pad is sijne, di pad is te smal, hij is papsagt, di rooiwater het hom baas geraak, teveul sterkwater in hê, sijn snapsie was te groot, hij het 'n sooppie in, hij het 'n goeie slier weg, hij is geswawel, spraaksaam, swaarhoofdig, sijn thee was te sterk, hij is hoog in di takke, hij trap hoog en laag, o'er di touw trap, sijn tong is te swaar, hij het tiermelk gedrink, tussen hemel en aarde wees, in di tros pik, di tier het hom gebijt, deur di wingerd loop, di wereld draai, di wereld is onderstebo, hij is 'n wijnvlieg, di ijsterhout werk met hom.
Niet zoo lang is het aantal woorden voor bedriegen, iemand beet nemen, maar het zijn er nog heel wat. Ziehier eenige ervan:
Iemand agterom spring, om di bos loop, iemand laat vastbrand, hij het 'n kinkel in di touw, iemand 'n kalbas ver 'n komkommer gee, iemand pijpkan, in di riem laat trap, enz.
Van iemand die verliefd is, uit vrijen gaat:
Hij goi anker, goi hoepel, lê daar aan, hou aandskool, op di aandtoggi wees, ergens draad span, sijn draai maak, vlerksleep, ganse sonder vere soek, nie om di hondjie nie maar om di halsbandjie, hij hou sijn lijf jakhals, hij gaan kortnek vo'elstruis vang, hij wil kanarie vang, hij hou sijn lijf knipmes daar, kop is vol muisneste, hij wil 'n rolplek maak, hij wil soetland sit, daar is 'n trekplijster, hij soek skape, ens.
Met trots wijst dr. Malherbe voorts op de groote woordvormende kracht van het Afrikaansch. Als voorbeeld geeft hij eenige namen van planten en dieren, op eigen bodem ontstaan en in den volksmond levende:
Dierbenaminge naar kleure of kenmerkende tekene: rinkhals, rooilap, blesbok, witvoet, tierbont, ha'elbont, blouwskimmel, rooiskimmel, sweetvos, ligtvos.
Name van struike en bossies: agtda'egeneesbossie, kattekruie, fijnkruie, gansiekeurtjies, pampierblom, sonneblom, sewejaarties, kanniedood, ens.
|
|