Taalverzaking.
Op de laatste algemeene vergadering is aangedrongen op het nemen van stappen, opdat in Noord-Nederland spoorweg-besturen zich niet langer uitsluitend bedienen van een vreemde taal, met name de Duitsche, bij een deel van de door hen in Nederland verkochte spoorkaarten. Het toen genoemde voorbeeld moge niet gelukkig gekozen zijn geweest, de klacht was en blijft gerechtvaardigd. Sommige Nederlandsche spoorweg-besturen onderwerpen zich goedmoedig aan Duitsche maatregelen, welke geen der ons omringende landen wederkeerig zouden verdragen. Wanneer men bijv. een kaart koopt van Amsterdam naar Arnhem in een D-wagen, dan wordt die uitsluitend verstrekt in de Duitsche taal, ofschoon men geen voet Duitsch grondgebied betreedt. Handhaaft nu de Nederlander zijn recht om van een Nederlandsche overheid een ontvangbewijs in de landstaal te verkrijgen, dan wordt hij uit den trein verwijderd, tenzij hij genoegen neemt met een kaart, die hij niet kan lezen, althans niet behoeft te kunnen lezen. In dit land reizende Duitschers zien daarin smalend een nieuw bewijs voor Bismarck's gezegde: ‘Holland annexirt sich selbst schon’.
Een nieuw bewijs. Want ofschoon, niet het minst tengevolge der gevoelens welke tot de aaneensluiting in een Algemeen Nederlandsch Verbond hebben aanleiding gegeven, verbetering onmiskenbaar is, blijft veel te wenschen over.
Een onzer grootste dagbladen zet ons bijv. nu en dan een Nederlandsch voor, zoo verduitscht, dat men zich afvraagt of zij een loopje met haar lezers neemt. In een bericht uit Duitschland in dit blad leest men van een Duitsche prinses, die een voorwerp verstak, waarmede men bedoelt verborg. Een andere redakteur spreekt er van begeesterden. Meer dan één Haagsch blad is niet kieskeuriger. In een aantal onzer hotels kan de Nederlander met zijn eigen taal eenvoudig niet terecht en weigert het bedienend personeel hooghartig om eenige andere taal dan de Duitsche te spreken, o.a. te Katwijk, te Noordwijk a/Zee, te Wijk a/Zee, en in de hotels der Mpij Zeebad (plaats) Scheveningen. Toch zijn deze ondernemingen grootendeels met Nederlandsch geld opgericht en staan onder Nederlandsch bestuur, althans toezicht.
De vreemdeling, ook al wordt hij er door gebaat, verbaast er zich over en uit zich niet juist met hoogachting. Wordt deze toestand door Kapenaars den Nederlanders niet voor de voeten geworpen, die van hen trouw verlangen aan de taal der vaderen?