Mijn Afscheid.
Nu mijn aftreden als algemeen secretaris-penningmeester en als penningmeester van Groep Nederland aanstaande is, gevoel ik behoefte afscheid te nemen van allen, persoonlijk mij bekend of onbekend, met wie ik het voorrecht had korter of langer tijd samen te werken.
Ik ondervond van hen altijd de grootst mogelijke welwillendheid, waarvoor ik mijn oprechten dank betuig. Van die welwillendheid kunnen de briefwisseling met een lange reeks van personen tot in de verste uithoeken van den aardbol en de notulen van Hoofd- en Groepsbestuur getuigenis afleggen.
Maar vooral mijn hartelijken dank aan U, hooggeachte Voorzitter, ziel van het Verbond, wiens vriendschap ik op zoo hoogen prijs stel, eene vriendschap mij met volle maat in al die jaren geschonken.
Ik weet dat gij die woorden in het openbaar niet begeert, maar mij was het een behoefte ze hier neer te schrijven.
In het bijzonder ook mijn dank aan den volijverigen Administrateur, den heer C. van Son, in waarheid mijn rechterhand, die mijne wenschen voorkwam, en met wien samen te werken mij een voortdurend genoegen was.
* * *
Dat het Verbond zich zal blijven ontwikkelen kan met vertrouwen worden verwacht, wanneer het zijn Voorzitter mag behouden, voor wien het A.N.V. een deel van zijn leven is, en in het bezit mag blijven van leiders in Hoofd- en andere Besturen, als thans het geval is, mannen en vrouwen, die met groote toewijding hunne plichten vervullen.
Met eerlijke belangstelling zal ik het lot van het A.N.V. volgen, zijn leed zal mij treffen, zijn voorspoed zal mij verheugen. Want mijn Vaderland heb ik lief!
P.J. DE KANTER.
Dordrecht, October 1907.