zonder overdreven uitgaven? Waarom bestaan er van hier uit wel pleiziertreinen naar Frankrijk, naar Duitschland en waarom niet naar Noord-Nederland? Waarom zijn de gelegenheden zoo gering, die den Vlamingen geboden worden om met eigen oogen de zoo hoog staande beschaving van onze Noorderbroeders te aanschouwen? De vacantieleergangen, die sedert een paar jaar te Leiden worden ingericht, zijn stellig een heel ernstig begin, doch zij bereiken, en kunnen uit den aard der zaak, slechts een klein aantal Vlamingen bereiken; hun draagkracht is voor de overgroote meerderheid te beperkt en er moet, naast die leergangen, iets anders gevonden worden om Holland en zijn beschaving te openbaren aan de velen onder ons die Holland slechts kennen om zijn ‘Schiedammer’, zijn boter en kaas en zijn ‘Haagsche hopjes’.
Het zou als een axioma moeten gelden, dat iedere Vlaming, die het goed meent met de toekomst van zijn volk, zoo dikwijls mogelijk in aanraking moet komen met Holland en zijn bewoners en zijn cultuur. Wij zullen hier in het midden laten wat Holland van ons zou kunnen leeren, dat gaat in de eerste plaats den Hollander zelf aan, doch voor ons is het van belang nauwkeurig na te gaan wat wij van Holland moeten en kunnen overnemen. Want is dit land niet voor den zelfbewusten Vlaming als zijn geestelijke moeder die hem een deel van zijn opvoeding als Groot-Nederlander moet schenken? Is dit land niet als het ware een verkwikkende bron, waaruit hij zooveel kan putten, dat hem in staat kan stellen zich tot een cultuurmensch op te werken?
Daar immers, - het is een waarheid die lang niet genoeg verkondigd wordt en die voortdurend moet worden herhaald, - treffen wij een volk aan dat onze taal spreekt en dat een cultuurvolk is, dat het bewijs levert dat een hooge beschaving in onze taal mogelijk is en waarnaar wij steeds kunnen verwijzen, wanneer de verfranschers in ons eigen land ons de Fransche beschaving voor oogen houden als het doel waarnaar wij moeten trachten.
Holland zouden wij moeten beschouwen als ons tweede vaderland! Hier voelen wij ons altijd beklemd in het keurslijf van de tweetaligheid; daar kan men vrij ademen in een zuiver Nederlandsche atmosfeer. Wat wij hier slechts bij hooge uitzondering te hooren krijgen, een zuiver gesproken, beschaafde, letterkundige taal, is daar de gewoonte. Wat wij hier zoo dikwijls te vergeefs zoeken, een beschaafde Nederlandsche omgeving, behoort daar tot de alledaagschheden. Wat ons hier ontbreekt en wat wij zóó noodig hebben, goede Nederlandsche scholen, van laag tot hoog, is daar het natuurlijkste van alle dingen.
Holland, het moge dan onder zijn bewoners wel een aantal Germanofoben en Francofilen tellen, is, ondanks alles, doordrongen van den Germaanschen geest, die ook de onze is of ten minste zou moeten zijn. Het bezit de degelijkheid van de Germaansche beschaving, het bezit zelfs gedeeltelijk den geest van tucht, die den Duitschers eigen is, zonder in het overdrevene er van te vervallen, het bezit den zin voor het practische en het methodische, die bij ons soms zoo ver te zoeken is. Moge het, naar onze opvattingen, soms wel wat langzaam in zijn bewegingen zijn, moge het, voor ons gevoel, wel het decoratieve missen dat ons eigen is, dan heeft het dit op ons voor, dat het geen mooie monumenten heeft waarin veel leelijks te zien is, maar integendeel veel leeliike gevels waarachter veel moois en degelijjks te bekijken valt.
En indien het dan al gebeurt, dat het langer wacht dan wij om iets nieuws in te voeren, dan geschiedt dit, omdat het de zaak eerst van alle kanten wil beschouwen, eerst wil zien welke uitwerking ze elders gehad heeft en wat er aan te verbeteren is alvorens ze bij zich in het leven te roepen. Maar, van een anderen kant, hoeveel dingen kent men in Holland niet, waarvan wij òf het bestaan nauwelijks vermoeden, òf die wij slechts heel oppervlakkig of onvolledig kennen!
Van Holland kunnen wij den ernst van het leven leeren kennen, die ons nog maar al te dikwijls ontbreekt. En daarvan kan men zich doordringen, wanneer men in Holland reist, liefst zooveel mogelijk, wanneer men om zich kijkt, zijn oogen goed den kost geeft en de bevolking van dit land, die misschien bij een eerste ontmoeting niet steeds dadelijk een sympathieken indruk op ons maakt, leert doorgronden in haar land zelf. Want de Hollander in het buitenland is meestal helaas de Hollander van Holland niet meer!