Van onze Vertegenwoordiging in het Buitenland.
Dr. A. Coomans de Ruiter. †
In het vorig nummer zijn enkele woorden gewijd aan de nagedachtenis van den voorzitter der Afdeeling Constantinopel, die terugkeerend van een vacantiereis, te Boedapest door een zonnesteek werd getroffen.
De correspondent van de N.R. Ct. schreef van hem o.a.:
‘De overledene nam een eervolle plaats in onder de geneeskundigen alhier, en was in alle kringen, en niet het minst onder de weinig of in 't geheel niet met aardsche goederen gezegenden algemeen bekend en hoogelijk gewaardeerd wegens zijne kennis en zijne onvermoeide toewijding voor zijne patiënten. De armen die hij behandelde, ja verzorgde met eene onuitputtelijke welwillendheid en mildheid, betreuren hem diep.
Dr. Coomans de Ruiter had, na te Amsterdam zijne studies te hebben voleindigd, zich te Weenen in de kliniek van prof. Billroth verder in de heelkunde bekwaamd, en bood tijdens den Turksch-Griekschen oorlog geheel belangeloos zijne diensten aan voor de verzorging der naar hier in het bijzondere hospitaal bij het paleis van Jildiz gebrachte gewonden. Als chef eener afdeeling bewees hij er gewichtige diensten, welke door den sultan dankbaar werden erkend door hem de kommandeurskruisen der Osmanieeh en Medjidjiee-orden, alsmede de herinnerings-medaille in zilver aan dien oorlog te verleenen.
De begrafenis was een treffende manifestatie van de groote achting, welke hij algemeen genoot, en de oprechte droefenis, welke dit tragische sterfgeval had verwekt.
Aangrijpend was de lijkdienst in de kapel van ons gezantschap, waar het stoffelijk overschot, onder kransen bedolven, te midden van een schat van bloemen en planten, door liefderijke handen van dankbare patiënten smaakvol geschikt, voor den preekstoel was geplaatst; en lang was de stoet van vrienden, onder wie in de eerste plaats onze consul en de Nederlandsche tolk aan het gezantschap werden opgemerkt, die het zich tot een plicht hadden gerekend, den betreurden doode tot zijn laatste rustplaats het geleide te geven’.