bestuur gesloten is en wij weer met ijver de werkzaamheden hebben hervat, zullen we in dit verslag het verloop van dien strijd niet meer in herinnering brengen. Laten we thans aan weerszijden alle veeten op zijde zetten en elkaar opwekken tot krachtige samenwerking in het belang van de zaak des Verbonds, die altijd schoon blijft, ondanks de fouten, die zijn begaan. Die zaak staat zoo hoog, dat onze liefde voor haar niet in één slag vernietigd kan worden.
Onze Groep is blijven bestaan, ondanks de orkaan die over haar hoofd gegaan is en dit is voornamelijk te danken aan het geduld en de standvastigheid door Curaçao in dezen strijd getoond.
Toch heeft die strijd ook zijn nut gehad, Curacao en zijne bewoners, heeft men thans in het moederland beter leeren kennen en aan de groote miskenning waaraan zij in de laatste jaren in velerlei opzicht hebben bloot gestaan, zal thans een einde komen.
Die strijd heeft in de eerste plaats zijne invloed doen gelden op het ledental onzer Groep. Velen namen onmiddellijk hun ontslag, doch bij het sluiten van den vrede kwamen velen van hen weder op hun besluit terug. Waar we het vorige jaar konden wijzen op eene vermeerdering van 103 leden, daar komen we voor het afgeloopen jaar slechts tot eene vermeerdering van 22 leden. Deze vermeerdering is voornamelijk te danken aan Aruba en had reeds plaats gehad vóór de aankomst van het beruchte Februari-nummer in de Kolonie. Na dien tijd is het ledental niet meer toegenomen en zijn we al blij te kunnen zeggen, dat een tijd van stilstand en niet van achteruitgang er op gevolgd is.
Op 1 Januari 1906 telde de vereeniging 238 leden over de verschillende eilanden verdeeld als volgt:
Curaçao 177, Aruba 20, Bonaire 23, St. Martin 8, St. Eustatuis 8 en Saba 2.
Op 1 Januari 1907 was het aantal gestegen tot 260: Curaçao 178, Aruba 40, Bonaire 23, St. Martin 7, St. Eustatius 9 en Saba 3.
Laten we hopen, dat thans weder een tijd van vooruitgang aangebroken zal zijn, zich uitende in eene flinke toename van het ledental. Dat ieder lid in eigen kring trachte wat meer belangstelling op te wekken voor onze zaak, dan zal eene vermeerdering van ons ledental, daarvan zeer zeker het gevolg zijn. Het aantai beschermende leden is nog zeer klein en van 4 gekomen op 5. Velen onder u zijn toch wel in staat iets meer te offeren aan onze zaak dan de minimum-bijdrage. Waarom uit zich uwe sympathie niet meer in deze richting? Begunstigende leden ontbreken, evenals verleden jaar, nog geheel. Ook betreuren wij het zeer, dat het aantal dames-leden niet is vooruitgegaan.
In het bestuur onzer Groep had eenige verandering plaats. In de plaats van wijlen den heer J.P.E. Gaerste werd benoemd tot lid van het Bestuur de heer H.P. de Vries, terwijl de heer Mord. C. Henriquez eenigen tijd geleden de betrekking van voorzitter heeft aanvaard.
Als vertegenwoordigers onzer Groep in het Hoofdbestuur werden benoemd de heeren Pater P.A. Euwens met verlof te Nijmegen en Dr. J. Boeke, lector aan de universiteit te Leiden.
Evenals het vorige jaar nam de heer A.C. de Veer weder, namens onze Groep, zitting in de commissie tot het nazien van de rekening en verantwoording van den algemeenen penningmeester.
Gedurende het jaar 1906 werden 8 Bestuursvergaderingen en 2 algemeene vergaderingen gehouden.
De toestand onzer geldmiddelen is, hoewel nog niet schitterend, toch gunstiger dan verleden jaar. Terwijl de rekening van 1905 sloot met een nadeelig saldo van f 12.35 kunnen we thans het jaar aanvangen met een voordeelig saldo van f 64.11. De ontvangsten hebben bedragen f 708. - en de uitgaven f 643.89.
Voor het jaar 1907 zal de toestand veel gunstiger zijn aangezien we met dankbaarheid kunnen vermelden, dat we dit jaar voor het eerst eene ondersteuning van f 500. - van het gouvernement zullen genieten.
Het Groepsbestuur heeft gemeend aan deze som geen betere bestemming te kunnen geven, dan haar beschikbaar te stellen voor de eilanden buiten Curaçao en wel met het doel eenige jongelieden, de op hun eiland lager onderwijs ontvingen in de gelegenheid te stellen op Curaçao uitgebreider onderwijs te genieten. Het Bestuur heeft zich daarbij laten leiden, door de overweging van het feit, dat de kinderen der meergegoeden en ambtenaren op die eilanden niet meer kunnen genieten dan lager onderwijs en de ouders hunne kinderen aldaar dus geene opleiding kunnen geven overeenkomstig hun stand. Zij zijn dus verplicht hunne kinderen naar Curaçao te zenden om aldaar uitgebreider onderwijs te ontvangen. Dat dit door de tegenwoordige slechte toestanden slechts voor enkelen mogelijk is, behoeft geen betoog. Het Bestuur hoopt door eene geldelijke bijdrage eenige ouders daarin tegemoet te komen. Curaçao beschikt reeds over twee studiebeurzen van het Verbond. Mocht het later gebeuren, dat weder één of twee studiebeurzen beschikbaar worden gesteld, voor jongelieden, die in Nederland wenschen te gaan studeeren, dan zouden de jongelieden van Curaçao, omdat zij uitgebreider onderwijs hebben genoten, altijd in het voordeel zijn en zij die zich van de andere eilanden aanmelden zouden, bij de mededinging weinig kans van slagen hebben. Door hen eene opleiding op Curaçao te geven wordt misschien ook voor hen de weg geopend later naar Nederland te gaan om zich verder te bekwamen.
Omtrent de jongelieden, welke thans reeds in Nederland studeeren, worden steeds goede berichten ontvangen. De jongeling Johan Gerrit Veeris, zal over eenige maanden zijn examen afleggen voor de akte voor onderwijzer, terwijl de jongeling Johan Sprockel, dit jaar zijne verdere opleiding zal gaan genieten aan de bijzondere kweekschool te 's Hertogenbosch. Aan de heeren Agterberg en Drabbe brengt het Groepsbestuur hartelijk dank voor de goede zorgen, waarmede zij de belangen dezer jongelieden hebben behartigd en voor de diensten, welke zij daarmede aan het Verbond en de Kolonie hebben bewezen.
Ook dit jaar steunden wij de vereeniging ‘Het Nederlandsche Lied’, gevestigd te Utrecht, van welke vereeniging onze Groep beschermend lid is, weder met eene bijdrage van f 10. - Het ons door die vereeniging toegezonden jaarverslag getuigt van gestadigen vooruitgang en bloei. Het Groepsbestuur zal zich tot het Bestuur dier vereeniging wenden met het verzoek om de beide vertegenwoordigers onzer Groep in Nederland steeds vrijen toegang te verleenen tot bijwoning der door haar te geven uitvoeringen.
Eene belangrijke gebeurtenis in de geschiedenis onzer Groep is geweest het bezoek van het Hollandsch Ensemble.
Toen de heer Fred. Oudschans Dentz, een der ijverigste leden van het Verbond onzen steun en medewerking inriep voor het bezoek van het Hollandsch Ensemble, verklaarde het Groepsbestuur zich onmiddellijk hiertoe bereid. Een bezoek van een Hollandsch tooneelgezelschap aan onze Kolonie achtten wij een zaak van zulk een groot belang en daarin zagen wij zulk een krachtig middel tot versterking van den band tusschen moederland en kolonie, dat wij onmiddellijk besloten al onze krachten te zullen inspannen om het ondernemende troepje Hollandsche tooneelisten op eene waardige wijze te ontvangen.
Uit die ontvangst, die hen hier te beurt zou vallen, zou thans moeten blijken of de zware beschuldigingen kort te voren geuit door den schrijver van het beruchte artikel, dat de Curaçaonaar den Hol-