Kolonies, die de kracht van het Nederlandsche volk in den vreemde verhoogen.
Ter audiëntie bij den Minister van Buitenlandsche Zaken werd dit alles door ons uiteengezet, terwijl wij verder verwijzen naar Neerlandia van Januari 1907 voor ons adres aan den Minister van Justitie van 27 December 1906.
Aftreden Prof. Mr. W. van der Vlugt. Wij betreuren het aftreden van Prof. Mr. W. van der Vlugt als algemeen Voorzitter van het Verbond, om gezondheidsredenen. Wanneer zijn toestand het toeliet, gaf hij zijn leiding en medewerking ten volle op de hem eigen-sympathieke wijze.
Ned. Kamer van Koophandel te Londen. Deze Kamer en het Verbond werden over en weer lid. Met het Nederlandsch Centraal Comité te Londen zochten wij, doch tot dusverre te vergeefs, aanraking. Wij hopen dat te eeniger tijd met de krachtige Nederlandsche Kolonie te Londen op de eene of andere wijze samenwerking zal worden verkregen, waardoor zij en het Verbond slechts kunnen worden gebaat.
Bilderdijk-Commissie. In de Bilderdijk-Commissie werden wij door één onzer leden vertegenwoordigd.
Ned. Hospitaal te Smyrna. Hetzelfde geldt voor het Comité om het Nederlandsch Hospitaal te Smyrna te verbouwen. Wij stelden daarvoor tevens f 100. - beschikbaar.
Vereeniging ‘Het Nederlandsche Lied’. Aan deze vereeniging werd eene jaarlijksche bijdrage toegekend en Neerlandia werd opengesteld voor mededeelingen enz. dezer vereeniging.
29e Ned. Taal- en Leterkundig Congres. Over de voorbereiding van het 29e Nederlandsch Taal- en Letterkundig Congres te Brussel werd in het vorige jaarverslag het een en ander gezegd. Van eene daadwerkelijke samenwerking van het Congres-Bestuur met ons kwam ten slotte niet veel. Wij maken daarvan aan het Congres-Bestuur allerminst een verwijt. Gegeven het gebrek aan eene vaste regeling, moest men ten slotte ook in Brussel zijn eigen weg gaan.
Het Deventer-Congres in 1904 droeg nadrukkelijk aan ons de voorbereiding der Congressen op, maar daarmede was voor ons nog niet de mogelijkheid geopend aan die opdracht te voldoen. Het is hier de plaats niet uitvoerig op deze zaak in te gaan. Het is echter gewenscht, dat zij voor goed afdoende worde geregeld. Wij zijn geenszins gesteld op de bedoelde opdracht, maar wel zijn wij overtuigd, dat er éénheid moet komen in de voorbereiding der Congressen, dat ieder Congres aan het voorgaande moet aanpassen en dat een overvoerd programma schadelijk is. Dit alles kan slechts worden bereikt, wanneer er eene vaste Commissie, een kern, is, die de leiding geeft bij elk Congres.
In dit verband is het kenmerkend, dat, met volkomen terzijde stelling van het besluit van het Deventer Congres, het Congres te Brussel aan het Bestuur van Groep Nederland opdroeg de plaats van het volgend Congres aan te wijzen.
Toenadering tusschen Nederland en België. Het Congres te Brussel bracht een aantal besluiten aan ons over met verzoek te overwegen, in hoeverre wij er aan kunnen voldoen. Zie Neerlandia van December 1906, bldz. 296.
Zij betreffen in hoofdzaak het zoo hoogst belangrijke vraagstuk der toenadering tusschen Nederland en België. Ook van andere zijde werd erbij ons op aangedrongen de leiding te nemen in deze zaak, en reeds trof ons het verwijt, vriendschappelijk of hatelijk, naar mate de schrijver ons goed dan wel kwaad gezind is, dat wij werkeloos bleven waar handelen plicht was.
Wij merken hiertegen in de eerste plaats op, dat wij te goed met de voorgeschiedenis dezer zaak bekend zijn, dan dat wij ons tot handelen gerechtigd zouden achten vóór het Brusselsch Congres had gesproken. Maar ook daarna staat het voor ons allerminst vast, dat wij tot leiders zijn aangewezen.
Dat de bovenbedoelde besluiten van het Brusselsch Congres nog niet met allen ernst, die zij verdienen, door ons werden behandeld, is te wijten aan omstandigheden, waaraan wij volstrekt onschuldig zijn.
Men mag verder bij de beoordeeling onzer houding niet voorbij zien, dat wij moeten arbeiden aan de versterking van onzen stam en bij de beoordeeling der wenschelijkheid en mogelijkheid van toenadering tusschen Nederland en België in de eerste plaats voor ons van belang is de vraag in hoeverre de betrokken deelen van den Nederlandschen stam er door zullen worden gebaat.
Niet in zoo sterke mate geldt deze vraag voor de parlementaire Nederlandsch-Belgische Commissie, ofschoon ook hare Nederlandsche leden meer dan gewone belangstelling moeten gevoelen voor de toekomst van de grootste helft van België, die tot den Nederlandschen Stam behoort.
De vorming dezer parlementaire Commissie op zich zelf reeds maakt onze houding tegenover de besluiten van het Brusselsch Congres niet gemakkelijker.
Ons jaarverslag over 1907 zal moeten mededeelen, wat door ons verder in deze zaak is gedaan.
Hollandsche Kerk te St. Petersburg. Opnieuw hebben wij ons bezig gehouden met de klachten over ‘verduitsching’ dezer kerk.
Na te vergeefs te St. Petersburg zelf om inlichtingen te hebben verzocht, wendden wij ons tot den Minister van Buitenlandsche Zaken. Z.Ex. lichtte ons volledig en, naar ons oordeel, afdoende in.
Het bleek ons, dat als het Hollandsch karakter dezer kerk niet zuiver bewaard wordt, dit te wijzen is aan omstandigheden, welke noch aan den Gezant noch aan de kerkelijke autoriteiten kunnen worden geweten.
Portret van H.M. de Koningin. Dit portret werd in het afgeloopen jaar op groote schaal verspreid.
Aan de Groep Ned. Indië werden gezonden 1000 exemplaren - benevens 1000 ex. van het bekende portret in zwart, afkomstig van de Landsdrukkerij; aan de Groep Suriname 400 exemplaren; naar Curaçao gingen er 100, terwijl ook Zelfstandige Afdeelingen en vele vertegenwoordigers exemplaren aanvroegen.
Monsterkamer Johannesburg. Uit de algemeene kas werd f 600. - afgestaan voor de Monsterkamer van voorwerpen van handel, nijverheid en landbouw en visscherij te Johannesburg, op te richten door de Nederlandsche Vereeniging aldaar. Gelijke som schonk de Ned. Zuid-Afrikaansche Vereeniging. De Nederlandsche handel dient nu verder zijn belang in te zien en de monsterkamer te steunen.
Geschrift Prof. De Vos. De uitgave van het geschrift over het Hollandsch in Zuid-Afrika werd door ons geldelijk gesteund.
Geschiedenis der Ned. Geref. Kerk in Zuid-Afrika. Aan de uitgave van dit werk, van de hand van Ds. C. Spoelstra, droegen wij f 100. - bij uit de algemeene kas.
Steun aan Nederlandsche scholen in het buitenland. Opnieuw ontvingen wij aanvragen om steun aan Nederlandsche scholen in het buitenland.
Bij uitstek ligt deze steun op onzen weg, maar aangezien er groote sommen mee gemoeid zijn, welke ver de draagkracht van de algemeene kas overschrijden, moesten wij ook de nieuwe aanvragen afwijzen. Naar aanleiding daarvan hebben wij ons opnieuw tot de Nederlandsche Regeering gewend om uitsluitend daarvoor verhooging der Rijkssubsidie te bevorderen, maar eene gunstige beschikking werd daarop niet verkregen.
Grafzerken op Spitsbergen. Onze be-