feit dat, blijkens 't jaarverslag van 't Dept. van Onderwijs, 't Hollands onderwijs in de Goevernementscholen in de meeste gevallen ge-inspekteerd (!) wordt door de Engelse inspekteurs, die zonder een uitzondering òf geen òf een uiterst gebrekkige kennis van Afrikaans of Hollands hebben. Dit feit op zichzelf bewijst voldoende hoe stiefmoederlijk onze taal op die inrichtingen wordt behandeld, en wat er in de praktijk terecht komt van de bewering dat ‘special attention is being paid to the teaching of Dutch’.
Niet alleen is de tijd voor 't Hollands veel te kort en zijn in zeer veel gevallen de onderwijzers onbekwaam om Hollands te onderwijzen, doch wat de ‘teaching of Dutch’ in de Goevernementscholen toch al te belachelik maakt, is 't feit dat het opzicht daarover wordt toevertrouwd aan mannen, die niet eens Afrikaans of Hollands kunnen spreken!
De schrijver drukt vervolgens het vertrouwen uit, dat daaraan nu een einde zal komen. Met vier Hollandsch sprekende ministers op het kussen en adv. Smuts, een warm Afrikaander, aan het hoofd van het onderwijs, is die verwachting zeker niet misplaatst.
Maar laten wij niet vergeten, dat die vier ministers, en in dezen vooral adv. Smuts, in een lastig geval verkeeren.
Voor Transvaal zijn grondwet kreeg ging er in Zuid-Afrika en Engeland een gehuil op, dat de Boeren, zoodra zij in Transvaal en Transoranje het heft in handen kregen, op groote schaal Engelsche ambtenaren zouden ontslaan. De voormannen der Boeren hebben toen de Engelschen gerustgesteld: dat zouden zij zoo maar niet doen. Bovendien heeft het koninklijk besluit, waarbij Transvaal zijn grondwet kreeg, gezorgd, dat dat ontslag niet zoo licht ging.
De regeering kan dus niet aanstonds de vele onbekwame Engelsche onderwijzers en onderwijzeressen ontslaan; ook niet de Engelsche schoolopzieners, die toezicht moeten houden op het onderwijs in een taal, die zij niet of nauwelijks verstaan; ook niet de Engelsche ambtenaren van het departement van onderwijs, met den Engelschman Adamson als directeur. Als zij ontslaan, zal het zeer geleidelijk en langzaam gaan.
Er is een ander bezwaar. Om het bondgenootschap met de Engelsche nationalisten heeft het Volk er genoegen mee genomen, dat het Hollandsch op den tweeden rang wordt geplaatst. Heel jammer, vooal nu de verkiezing schijnt aan te toonen, dat de oude Boerenpartij, versterkt met een aantal Engelschen die zich onmiddellijk bij haar aangesloten hebben, desnoods de hulp van de nationalisten had kunnen ontberen.
Hoe dit zij, het Volk heeft goedgevonden, dat het Engelsch op alle scholen verplicht zal zijn, en het Hollandsch in de lagere klassen de taal zal wezen waarin het onderwijs gegeven wordt, wanneer de meerderheid der ouders dat verlangt.
Wij kunnen niet anders denken, dan dat ook de vier ministers van de Volkspartij gelijke rechten voor beide talen op school het juiste beginsel vinden, maar zij zijn gebonden. Binnen haar perken echter zal de regeering ongetwijfeld er voor zorgen, dat er op de staatsschool, die nu de Christelijk nationale scholen overbodig schijnt te moeten maken, behoorlijk onderwijs in het Hollandsch te verkrijgen is.
(Sedert het schrijven van dit artikel, is te Pretoria een vergadering van de C.N.O. Commissie gehouden, waarin na een rede van Minister Smuts besloten is, tegen diens raad in, om de C.N.O. scholen te handhaven naast het onderwijs van regeeringswege.)