Neerlandia. Jaargang 11
(1907)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdIngezonden.Aan den heer Z.C. de Boer. Geachte Heer. Van Dale neemt de woorden afname, deelname, toename niet op. Het grote Woordenboek der Nederlandsche taal zwijgt over afname insgelijks. Daarentegen hebben wij wel afneming, deelneming, toeneming. Wij hebben afname, deelname, toename dus niet nodig. Onze taal wordt door die woorden niet verrijkt. Het komt mij voor, dat alleen onze zelfmoord-manie laatstgenoemde woorden in onze taal heeft gebracht. Wij hoorden de Duitsers spreken van Abnahme, Theilnahme, Zunahme en dit was voor ons voldoende om aan dergelike woorden de voorkeur te geven boven de Nederlandse. Zoo voerden wij ook in: nevenzaken voor bijzaken en voorradig voor voorhanden. Als we maar flink in die richting doorgaan, zal 't naderhand gemakkelik worden te betogen, dat Nederland geen recht heeft op een zelfstandig bestaan, omdat hier wel beschouwd noch Nederlanders, noch een Nederlandse taal meer te vinden zijn. Hoogachtend, MARC. EMANTS. Den Haag, 24 Dec. 1906.
Een stukje van gelijke strekking werd ontvangen van den heer Janssen van Raaij. Red.
Hooggeachte Redactie,
Naar aanleiding van het stuk van den heer Wagenvoort over de Hollandsche begraafplaats te Suratte kan het misschien van nut zijn er op te wijzen, dat deze begraafplaats bij ons Nederlanders niet zoo onbekend is of althans behoeft te zijn als de heer W. meent. De heer Wiselius, die in 1883 de graven bezocht, heeft uitvoerig het graf van Van Reede beschreven, en in de Gids van 1887 en in het 29ste deel van Elseviers Maandschrift (1905) komen van de hand van de heeren Veth en Kalff uitgebreide levensbeschrijvingen van Van Reede en mededeelingen over Suratte voor.Ga naar voetnoot*) Ik vermoed, dat de heer Wagenvoort ze niet kent. Ik maak dat o.a. hieruit op, dat de heer W. het graf met de punch-kommen op gezag van een Engelschen predikant laat toebehooren aan een punchlievenden directeur der factorij, terwijl het volgens de Hollandsche bronnen (Stavorinus), opgericht is boven het gebeente van den bottelier der factorij, wat eenigszins begrijpelijker is. Wellicht zijn er nog andere stukken over Suratte in tijdschriften verschenen, maar in ieder geval heeft noch ons volk, noch de Regeering het recht zich op onkunde te beroepen, indien er nog nimmer eene poging is gedaan tot het verkrijgen in eigen beheer van de graven onzer voorouders, zooals de heer W. zoo gaarne zag. Met de meeste achting,
's Gravenhage. P. COOL. |
|