Oost-Indië.
Java als Toeristenland.
Dr. Georg Wegener, die in de Kölnische Zeitung zijn reis beschrijft naar Britsch-Indië en Nederlandsch-Indië spreekt in zijn jongste artikel (3 Februari) over Java.
Hij zegt het te betreuren, dat de groote stroom der reizigers, die van het Westen naar het Verre Oosten trekt, Java zoogoed als geheel voorbijgaat. Het ligt zoo gemakkelijk dicht bij den grooten verkeersweg van Zuid-Azië, dat men het zeer goed in vier weken tijds, tusschen de eene en de volgende Lloyd-stoomboot kan ‘afreizen’; wat het klimaat betreft, verleent het voortreffelijke aansluiting bij bezoeken aan Ceylon, Indië of Birma, aangezien de goede tijd er juist begint op 't oogenblik, dat men in die andere landen klaar moet zijn. Ook is het reizen op Java, gemakkelijker dan in de meeste andere landen van Azië. Daarbij is het een land, dat door zijn schoonheid, eigenaardigheid en de afwisseling welke het biedt, door schier geen ander tropisch land wordt geëvenaard.
De reden waarom Java zich nog zoo weinig in de gunst der toeristen verheugt, zoekt schrijver in de eigenaardige politieke opvattingen welke het Nederlandsche bestuur tot nog voor zeer korten tijd omtrent vreemdelingenbezoek koesterde. Hollands koloniaal bezit moet als 't ware een wereld op zichzelf blijven, waar men geen vreemdeling kan gebruiken.
In den allerlaatsten tijd begint verbetering te komen. ‘Het actiever en vrijer leven toont zijn invloed ook op dit gebied. De groote stoomvaartvaatschappijen doen tegenwoordig veel om den stroom der reizigers naar Java af te voeren, de regeering koestert het voornemen de “Hohenkurorte” in het gebergte beter te subsidieeren, enz. Maar dit zijn nog maar geringe aanwijzingen voor een nieuwen koers en er blijft nog heel wat te veranderen over. Zoo loopen de treinen op Java niet na het vallen van den nacht en bestaat de bepaling, dat de gouvernements-pleisterhuizen, de passangrahans, alléén voor ambtenaren en niet voor particulieren openstaan, - in tegenstelling met Britsch-Indië, waar de overeenkomstige inrichtingen door een ieder kunnen worden gebruikt’.
Over het natuurschoon van Java is dr. Wegener verrukt en omtrent de wijze waarop de Nederlanders hun taak op dit eiland hebben opgevat zegt hij: ‘zij hebben zich met zulk een ijver en zóó doelbewust aan den kolonialen arbeid gewijd, dat Java op heden, wat de intensiteit van het economische leven betreft, ongetwijfeld een der eerste, zoo niet eigenlijk de eerste tropische kolonie der wereld mag worden genoemd’.
N. Ct.