Oost-Indië.
Uit de Indische begrooting.
Indien de begrooting van Nederl.-Indië ook door de Eerste Kamer zal aangenomen worden, zullen, op onderwijsgebied, eenige belangrijke veranderingen verwacht mogen worden.
De Regeering heeft zich n.l., meer dan tot dusverre, het voorbereidend onderwijs aangetrokken en daarvoor een niet onbelangrijke som op de begrooting gebracht, bestemd om te worden verdeeld onder de reeds bestaande particuliere inrichtingen voor voorbereidend onderwijs.
Voor het in aanmerking komen eener rijkstoelage zijn eenige regelen gesteld:
1o. moet de school gelegenheid geven tot kostelooze toelating van kinderen van onvermogende Europeanen, tot een aantal dat ten minste even groot is als dat der schoolgeld betalende leerlingen;
2o. moet het hoofd der school voldoen aan billijke eischen van bekwaamheid en geschiktheid;
3o. moet het schoolhoofd worden bijgestaan door ten minste één helpster, wanneer het aantal leerlingen meer dan 12 bedraagt; terwijl dienaangaande in geval van grooter aantal leerlingen vaste regelen zijn gesteld;
4o is de toelage voor de hoofden en helpsters bepaald op achtereenvolgend f 50.- per maand en van f 15.- tot f 10.- per maand.
De toelage zal met de helft worden verhoogd, wanneer aan de school een afzonderlijke cursus verbonden wordt, waarin aan kinderen van inlanders en met dezen gelijkgestelden, op andere uren dan aan de Europeesche leerlingen voorbereidend onderwijs wordt gegeven. De bedoeling is echter, dat directe bevordering van de kennis der Nederlandsche taal bij de inlandsche bevolking zich vooralsnog niet verder moet uitstrekken dan tot de hoogere lagen dier bevolking.
Daar er uito 1905, 58 particuliere scholen voor voorbereidend onderwijs in werking waren met 58 hoofden en 194 helpsters, en er aangenomen werd, dat het ⅔ dier scholen zou overgaan tot de oprichting van een afzonderlijken cursus voor inlanders, werd de gevolgtrekking gemaakt, dat een rijkstoelage van f 56500.- per jaar zou noodig wezen. Vermits echter tevens wordt aangenomen, dat in 1907 eerst de helft der scholen voor de bovenbedoelde toelage in aanmerking zal kunnen worden gebracht, werd gerekend, dat voor dit jaar met f 28000.- zou kunnen worden volstaan.
Wanneer hierbij in herinnering wordt gebracht, dat de voorbereidende scholen in Indië bovenal beoogen, de kennis van de Nederlandsche taal onder de Indische jeugd te bevorderen, mag de aanneming van dezen maatregel zeker wel op prijs worden gesteld.
Ook het onderwijs aan inlanders bleek ditmaal een onderwerp van bijzondere zorg voor de Regeering.
Zooals bekend mag worden geacht, zijn er thans twee soorten van inlandsche gouvernementsscholen, de eigenlijke volksscholen (2de klasse), met zeer eenvoudig leerplan en drie klassen, en de scholen der 1e klasse met meer uitgebreid leerplan en vijf klassen, waar uitsluitend door inlandsche onderwijzers wordt les gegeven. De kweekscholen voor inlandsche onderwijzers voorzien voor een goed deel in de behoeften aan onderwijzend personeel; op geen dier scholen werd tot nu toe onderwijs gegeven in de Nederl. taal, behalve dan vroeger (tot 1886), op de kweekscholen.
Het voornemen is nu het aantal 2de klasse scholen, dat thans ruim 300 bedraagt, in de toekomst uit te breiden met 700; terwijl voor 1907 reeds gerekend wordt op eene uitbreiding met 186 dier scholen, waarvoor f 583000.- meer dan tot nu toe op de begrooting is uitgetrokken. Voorts zijn nog:
voor goede handleidingen voor het onderwijzend personeel;
voor de instelling van schoolbibliotheken en verschaffing van goede lectuur aan de inlandsche bevolking;
voor verbetering van de positie der niet opgeleide hulponderwijzers en kweekelingen;
voor verbetering van de schoolgebouwen en voor enkele andere behoeften;
f 73750.- op de begroeting gebracht.