Neerlandia. Jaargang 10

Adres.

Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

Het Hoofdbestuur van het Algemeen Nederlandsch Verbond heeft met leedwezen kennis genomen van de bij de Begrooting voorgestelde wijziging der Nederlandsche Consulaire Vertegenwoordiging in Zuid-Afrika en neemt de vrijheid zich tot Uwe Hooge vergadering te wenden, met het eerbiedig verzoek om dit voorstel Uwe goedkeuring te onthouden.

Het heeft het adres der Nederlandsch Zuid-Afrikaansche Vereeniging, aan Uwe Hooge Vergadering te dezer zake gezonden, gelezen en meent zich van een uitvoerige uiteenzetting zijner beweegredenen tot dit zijn verzoek te kunnen onthouden, waar het genoemd adres geheel onderschrijft en het zijn volle steun en instemming geeft.

Alleen wil het Hoofdbestuur van het Algemeen Nederlandsch Verbond er nog den nadruk op leggen, dat, waar deze verandering der Nederlandsche Consulaire vertegenwoordiging in Zuid-Afrika ook blijkbaar door de belanghebbende Nederlanders daarginds niet wordt gewenscht; waar de voormannen der Hollandsch-sprekende bevolking, zoowel in Transvaal als in de Kaap-Kolonie, zich tegen deze wijziging hebben uitgelaten, en Ons Land, het voornaamste orgaan der Hollandsche Afrikaners in de Kaap-Kolonie, herhaaldelijk heeft verklaard, dat opheffing van het Consu-

[p. 298]

laat-Generaal der Nederlanden te Kaapstad door de Kaap-Kolonisten alleen kan worden beschouwd als een daad van achteruitzetting vanwege de regeering van het oude moederland, - daar vreest het van de aanneming van het gezegde voorstel een teruggang in de oplevende belangstelling voor Nederland in Zuid-Afrika, vooral in de Kaap-Kolonie, en als gevolg daarvan nadeel, behalve voor de gewenschte stamverhoudingen, ook voor den handel tusschen Nederland en Zuid-Afrika.

Eveneens redenen waarom het Hoofdbestuur van het Algemeen Nederlandsch Verbond zich vereenigt met het adres der Nederlandsch Zuid-Afrikaansche Vereeniging te dier zake, en Uwe vergadering verzoekt:

1^o. zich met het voorstel betreffende de wijziging van de Nederlandsche Consulaire Vertegenwoordiging in Zuid-Afrika, zooals het daar ligt, niet te vereenigen;

2^o. bij de Regeering aan te dringen op instandhouding van de Consulaten-Generaal te Kaapstad en te Pretoria; en

3^o. de wenschelijkheid uit te spreken, dat aan het Consulaat-Generaal te Kaapstad de geheele Kaap-Kolonie, en aan het Consulaat-Generaal te Pretoria de Transvaal, de Oranjerivier-Kolonie, Natal en Mozambique als gebied worde aangewezen;

terwijl het zich tevens aansluit bij het onder 4^o. genoemde verzoek van het adres der Nederlandsch Zuid-Afrikaansche Vereeniging,

‘te bevorderen de oprichting van bezoldigde consulaire posten te Johannesburg en te Bloemfontein, en, indien noodig, te Lourenço Marquez en te Durban.

't Welk doende enz.

(w.g.), H.J. KIEWIET DE JONGE,

Alg. Voorzitter.

DE KANTER, Alg. Secretaris.

In de zitting van 5 December 1.1. is door de Tweede Kamer het besluit in zake het vraagstuk dezer consulaire regeling in Zuid-Afrika verschoven, totdat zal beslist zijn, waar de zetel van het bestuur van Transvaal zal zijn gevestigd: te Pretoria of te Johannesburg.

Op aandringen van den Minister van Buitenlandsche Zaken werd alleen op de begrooting voor 1907 de post voor het consulaat-generaal te Pretoria van f 15.000 op f 20.000 gebracht, omdat, volgens de verklaring des Ministers, anders de tegenwoordige waardigheidsbekleder zich niet bij machte zou verklaren, zijn plaats in Zuid-Afrika een jaar langer waar te nemen.