Generaal van Britisch-Indië van 1898-1905) in zijne begrootingsrede van 29 Maart 1905.
Indien het juist is, dat het thans tot de taak der Regeering behoort, handelsondernemingen van hare onderdanen aan te moedigen, mag men aannemen, dat het Alg. Nederl. Verbond zich ten doel stelt, iets dergelijks te doen voor de leden van den Nederlandschen Stam als zoodanig (zie art. 2 der Statuten). Het zal zich dienen te onthouden van die handelspolitiek, welke op het gebied der Regeeringszorg valt, maar zal zich op de hoogte moeten stellen van datgene, wat voor het stoffelijk bestaan van ‘Groot-Nederland’ van belang is; en deze kennis zal het op doelbewuste wijze in dienst moeten stellen van de bevrediging van de stoffelijke behoeften van den Nederlandschen Stam.
De lezers van Neerlandia zullen met belangstelling vernomen hebben, dat het Hoofdbestuur zich voorstelt, de samenwerking tusschen Hollandsch- en Vlaamsch kapitaal - inderdaad een Stambelang - te bevorderen door het oprichten eener Tijdschriften-Maatschappij. Meer uitgewerkte plannen zullen vermoedelijk spoedig verschijnen.
Het denkbeeld, om de uitbating der Kempische steenkolenmijnen aan den welstand van Vlaanderen ten goede te doen komen, is stout genoeg, en in staat groote verwachtingen te wekken, maar m.i. geen plan ter bevordering van stambelangen.
Als zoodanig moet wel beschouwd worden het op het Brusselsche Congres voorgedragen ontwerp van eene practische toenadering tusschen den Vlaamschen en Hollandschen middenstand op allerlei gebied (Congres- en Tentoonstellingswezen, wederzijdsche bezoeken, enz.).
A.B. COHEN STUART.
's Gravenhage, 10 October 1906.