Nederl. Proefschriften voor Vlaamsche Studenten.
Hooggeachte Redactie,
Het was mij al eenigen tijd bekend, dat proefschriften, gedurende de laatste jaren te Leiden voor de Vlamingen ontvangen, niet waren opgezonden naar België. Waar nu echter in Neerlandia opnieuw een dringende oproep verschijnt tot het zenden dier geschriften, onderteekend door de 5 secretarissen der Studentenafdeelingen, meen ik wel het recht te hebben tot de volgende opmerking. Proefschriften eischen meer dan eenig ander werk, dat ze spoedig na hun verschijnen worden gelezen. Het zijn immers meestal samenvattingen van en critieken op het nieuwste werk van anderen, gepaard met eene uiteenzetting van eigen meening, steunend dikwijls op eigen onderzoekingen. Men beantwoordt nu m.i. slecht aan de beboeling der schrijvers als men hun werk pas na langen tijd naar Vlaanderen zendt. Men leeft snel in de wetenschap! In een, twee jaar wordt er veel bevestigd, nog meer omvergeworpen.
Voor eenige dagen vroeg mij een vriend, die op mijn aandringen ruim 15 maanden geleden zijn proefschrift naar Leiden opstuurde, of ik wellicht ook wist hoe zijn werk in Vlaamsche kringen was ontvangen. Mijn antwoord luidde ontkennend. Kon ik voor de eer van het Alg. Ned. Verbond anders? Ware ik eerlijk geweest, ik had hem verteld, dat ik zijn werk nog voor korten tijd op een Leidsche studentenkamer zag liggen, broederlijk met eene groote verzameling lotgenooten uit geheel Nederland bijeengestuurd, dragende de jaartallen 1904 tot 1906.
Men begrijpe goed, dat ik den tegenwoordigen secretaris der Leidsche Stud. afdeeling hier geen grief van maak; hij is nog niet zoo lang in werking en had trouwens het voornemen, ter vermijding van onkosten, ze in Aug. persoonlijk naar Brussel mee te nemen. Wat echter in Leiden is gebeurd kan weder in een der andere Universiteitssteden plaats hebben. Gaarne zag ik de secretarissen openlijk de verklaring afleggen de ontvangen geschriften binnen een bepaalden termijn b.v. drie maanden, naar de plaats hunner bestemming te zullen zenden. Ik vertrouw dat dit voldoende zal blijken om een geregelde zending van proefschriften te doen plaats hebben, alleen op deze wijze wordt m.i. aan de bedoeling van afzenders beantwoord en de Vlaamsche wetenschap geholpen.
Met dank voor de opneming
Hoogachtend,
Uw dw.,
P. COOL.
Den Haag, Sept. 1906.