Neerlandia. Jaargang 10
(1906)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 213]
| |
XXIXste Ned. Taal- en Letterkundig Congres.‘Lang voordat de stoffelijke brug aan den Moerdijk zoo stout was geworpen, zijn de Congressen, sedert 1849, de geestelijke brug geweest voor de toenadering en verzoening van Noord en Zuid.’ Telkens wanneer ik een Congres bijwoonde, heb ik gedacht aan deze woorden van prof. Paul Fredericq als een zuivere kenschetsing van de beteekenis der tweejaarlijksche bijeenkomsten van Noord- en Zuid-Nederlanders en wie verder behooren tot den Nederlandschen stam. Ook hebben zij, zooals het in den oproep voor dit 29ste Congres luidde: den geest van verwantschap opgewekt en gevoed, liefde aangekweekt voor eigen taal en wetenschap, de letterkunde van hier en daar gemaakt tot gemeen goed en de beide natiën doordrongen van het besef, dat er voor België en Nederland door onderlingen steun en eendracht, nog een schitterende toekomst te winnen is. Men heeft het toegejuicht dat Brussel thans de verzamelplaats was, waar de Nederlandsche Beweging kon getuigen van haar groei, van haar minder politieke dan geestelijke en economische kracht, Brussel de verfranschte hoofdstad van toch ook het vaderland der Vlamingen, Brussel waar de taalvijand de grenzen van het Nederlandsch stamgebied bestookt en overstroomt. Maar afgescheiden nog van het feit, dat het boulevard-leven en de schoone boschrijke omgeving van ‘klein Parijs’ de vergaderingen een scherpe mededinging aandeden en de congresgangers eer verstrooiden dan ze noodwendig gelijk in een kleine plaats in elkaars gezelschap te voeren, moet men niet verwachten dat de Vlaamsche sprake en het Nederlandsch dat de meeste congressisten met goed gevolg aan hotelbedienden, tramconducteurs en politiedienaars lieten hooren, eenigen invloed zal uitoefenen op het Fransch, dat Brussel beheerscht. Wij Noord-Nederlanders zijn gevoelig geweest voor verwelkomingen in eigen taal, voor de ons herhaaldelijk toegezongen en toegespeelde volksliederen; maar weten dat het officieele Fransch thans weer zijn volle rechten heeft hernomen. Wil de taal en daarmede ons volksbestaan zich handhaven en uitbreiden, dan zal dagelijks door alle Nederlanders en Vlamingen die in België's hoofdstad wonen of vertoeven het Nederlandsch dienen gesproken te worden, gelijk dat plicht is in geheel Vlaanderland. Verschillende sprekers - men schenke mij namen en voordrachtoverzichten - hebben op het Congres ten duidelijkste aangetoond, dat voor Vlaamsch-België het Nederlandsch in onderwijs en wetenschap, in handel en nijverheid, in huisgezin en samenleving zich niet met den tweeden rang behoeft te vergenoegen, zich geen minachting en vernedering behoeft te laten welgevallen, als alle Vlamingen maar eendrachtig wilden en doorzetten. Maar daarvoor moet, gelijk het in zijn zoo kernachtige openingsrede door den voorzitter van 't Congres, Mr. H. de Hoon, gezegd werd: ‘daarvoor moet de Ned. taal bij de Vlamingen gelouterd worden, tot een hooger peil van fijnheid en smaak worden opgevoerd, moeten alle middelen worden aangewend om het aanzien en den bloei onzer taal te bevorderen’. Dan misschien zal het Nederlandsch in België eenmaal als St. Michaël den voet kunnen zetten op den vijand, die zijn bestaan zoo lang belaagd, zijn goed recht ontkend, zijn eer gehoond heeft.
* * *
Een ervaren congresganger, man van gezag, had niet veel vertrouwen in Brussel. Hij herinnerde zich dat 't Brusselsche Congres van 1876 zoo weinig ernstig voorbereid was, dat er nooit ‘handelingen’ over verschenen zijn. Als om deze nalatigheid goed te maken heeft het comiteit voor het 29ste Congres, aan welks hoofd stonden de heeren Mr H. de Hoon, voorzitter, Th. Coopman, secretaris en E.H. T'Sjoen, penningmeester een dubbelen ijver aan den dag gelegd, den leden een ‘eerste deel’ handelingen vóór den aanvang thuis gestuurd en met de belofte voor een ‘tweede deel’ naar huis gezonden. De bedoeling was goed, maar dat voorloopig programma was benauwend van overlading en de gedrukte redevoeringen in deel I hebben niet verhinderd, dat deels de welsprekendheid en leeswoede toch nog moesten worden ingedijkt, deels de behandeling van verscheiden belangrijke onderwerpen te vluchtig was. | |
[pagina 214]
| |
Aangenaam voor de leden van het Alg. Ned. Verbond, die overtuigd zijn dat aan onze Vereeniging op den duur het best de blijvende belangen der Congressen kunnen worden toevertrouwd, omdat wij dagelijksch beoogen, waarvoor de Congressen slechts één week in de twee jaar bijeenkomei, is het feit dat in dat eerste deel der Handelingen, en niet uitsluitend in de Afdeeling Stambelangen, de letters A.N.V. herhaaldelijk opduiken, en ons Verbond door vele sprekers als aangewezen werd geacht om een toegejuichte gedachte of aangenomen stelling verder uit te werken en te trachten in een of andere richting tot een daad te komen. Ik zou kunnen wijzen op de motie als gevolg der rede van Dr. Marten Rudelsheim, welke het A.N.V. verzoekt een commissie van deskundigen samen te stellen om het vraagstuk van economische, militaire en andere toenadering tusschen Noord en
Mr. H. de Hoon, Voorzitter van het Congres.
Th. Coopman, Secretaris van het Congres.
Zuid te onderzoeken (niet in den geest der Franschgezinde Baie-beweging) en op het volgend Congres verslag zijner bemoeiing uit te brengen. Ook op de samenwerking der middenstandsbewegingen in Noord en Zuid, door Mr. A.B. Cohen Stuart aan bevolen en mede aan het Hoofdbestuur van het A.N.V. ter verdere uitwerking voorgedragen. Verder op den strijd tegen gallicismen, germanismen, stadhuiswoorden enz. waaruit blijkt dat de denkbeelden door Neerlandia maandelijks gepropageerd, steeds meer voorstanders verwerven. 't Is trouwens opmerkelijk, hoe levensvatbare gedachten doorwerken ondanks den tegenstand van hen die den gestadigen vooruitgang en vernieuwing loochenen. Het beginsel der Vereenvoudigde Schrijftaal, te Kortrijk nog met spot begroet, is te Brussel met groote meerderheid aangenomen. Het A.N.V. heeft zich in dezen onzijdig verklaard, maar zal toch wel doen ook dit teeken des tijds niet onopgemerkt te laten. De heer Simons, die de vergadering der Stambelangen opende met een rede over de zorg voor het menschmateriaal, merkte naar aanleiding van de gedachtenwisseling die daarover ontstond, fijntjes op hoe wat hem te Nijmegen nog algemeen betwist werd, hier verschillende aanhangers vond en hoe de Stambelangen, als omvattend mensch-, stam- en raszorg ook de Congressen gaan beheerschen. Alleen toen de naam, die geliefde, werd aangetast, kwamen de getrouwen in 't vuur. Professoren als Te Winkel en Fredericq kunnen er moeilijk van scheiden, schoon ze den nieuweren tijdgeest aanvaarden. Mij leek naamsverandering gewenscht, omdat de jongere Noord- en Zuid-Nederlandsche schrijvers, ze waren ditmaal in grooter getale dan anders vertegenwoordigd, nog niet zoo langgeleden
Em. H. T'Sjoen, Penningmeester van het Congres.
de congressen onmondig verklaarden om over letterkunde te oordeelen. Letterkunde kon niet becongrest worden, vooral niet door een toevallige menigte | |
[pagina 215]
| |
Afbeelding op de ledenkaart van 't XXIXste Ned. Taal- en Letterkundig Congres.
Maar nu komt een aanvoerder als Van Deyssel zelf verklaren dat hij niets tegen den naam Ned. Congres voor Stambelangen heeft, wanneer de Taal en Letterkunde maar als eerste en voornaamste afdeeling blijven gehandhaafd, omdat de Letterkunde toch het hoogst is waarin een volk zich openbaart. En op een gezellige bijeenkomst heeft hij getuigd, dat hij vroeger bevooroordeeld was, maar nu het groote belang erkent, veel menschen bezield met één gevoel voor één groote gedachte bijeen te zien. Waar te Deventer de Afdeeling Stambelangen achteraf geschoven was, te Brussel werd ze algemeene vergadering. En men zal haar beheerschenden invloed niet meer kunnen ontgaan. Zijn onder het begrip Stambelangen niet alle belangen die op een Congres ter sprake komen begrepen? Valt een der Afdeelingen Taal en Letteren; Geschiedenis en Oudheidkunde; Kunst, Tooneel en Boekhandel; Onderwijs en Opvoeding buiten de Stambelangen? Na Nijmegen en Deventer is andermaal in de laatste algemeene vergadering te Brussel een strijd ontbrand over het goed recht der leiding van het A.N.V., toen de keuze eener plaats voor het 30ste Congres ter sprake kwam; en ten derden male is men geëindigd met vertrouwen uit te spreken in ons streven: 't Bestuur van Groep Nederland zal te beslissen hebben tusschen Leiden, Maastricht en Haarlem, die naar de eer dingen. Een eerste eisch om de Congressen zoo goed mogelijk aan hun doel te doen beantwoorden, is de Afdeelingsvergaderingen tot een minimum te beperken, de algemeene vergaderingen hoofdzaak te doen zijn en daarop door zeer bevoegde, maar tevens als redenaar uitmuntende sprekers, voordrachten te doen houden. In de beperking hebben wij ons hier de meesters te toonen. En steeds dient er voor gezorgd, dat de feestelijkheden een bijzonder karakter hebben, want zij bewaren al mee het best de herinnering aan het eendrachtig samenzijn voor de uitbreiding en bevestiging van ons taalgebied en de behartiging der belangen van den Ned. Stam. * * *
Men zal in deze beschouwing over het Congres geen overzicht verwachten van het gesprokene. De bladen hebben er dag aan dag kolommen aan gewijd en in de Handelingen zijn en zullen de redevoeringen worden bijgezet. Maar wat bij alle Congresgangers in levendige herinnering zal blijven, dat zijn de feestelijkheden, die ook ditmaal weer ons samenzijn bezegelden. Zij zijn ook thans weer het beproefde middel gebleken om oude kennismakingen te hernieuwen, nieuwe aan te knoopen en met gevoelens van krachtige verstandhouding uiteen te gaan. De Vlamingen hebben den roep van te kunnen feesten; ze hebben dien ook nu in een stijgende reeks van genieting en gastvrij onthaal gestand gedaan. 't Begon Zaterdagavond reeds met een optocht naar 't Stadhuis op die beroemde Groote Markt met zijn onvergelijkelijk geheel van bouwkunstig schoon. Met vliegende vaandels, ros-lichtende fakkels en slaande trommen ging het tusschen de voorkomend ter zijde wijkende nieuwsgierigen, en het koper schetterde in marsch op marsch over de boulevards. Na de ontvangst was er ook reeds een gezellig samenzijn, dat de geheele week na afloop van dagernst en avondfeesten, herhaald werd. En in deze ‘zesde afdeeling’ was de leute eerst recht aan het woord. Zondagmiddag opende Mr. De Hoon met een sympathieke rede de tentoonstelling van het Nederlandsche Boek uit Noord en Zuid, ingericht door de goede zorgen van den bestuurder van Antwerpen's Nederlandschen Boekhandel, den heer L.H. Smeding, wiens naam den teekenaar Alfr. van Neste | |
[pagina 216]
| |
aanleiding was een gelukkig Ex Libris (boekteeken) voor dezen te ontwerpenGa naar voetnoot1).
De heer Smeding heeft inderdaad de juiste gelegenheid aangegrepen. Het Brusselsche Congres was bij uitnemendheid geschikt om een overzicht te geven van het krachtig leven in onze uitgeverswereld, van de hoogte waarop onze boekbandkunst en prentafdeeling staan, ook om aan te toonen welk een smaak onze voorouders hadden in het snijden van letters, in de behaaglijke verdeeling van een drukbladzijde, in karakteristieke houtsneden enz. Trouwens de inrichter komt uit de stad van Plantijn, wier beroemd Museum menig prachtwerk voor deze tentoonstelling leverde, evenals de verzamelingen der heeren Prof. dr. Willems te Brussel en den dichter Victor de la Montagne. Ten duidelijkste bleek ook uit het bijeengebrachte, hoe de wetenschappelijke literatuur in het Vlaamsch zich uitbreidt. 's Avonds was er een tooneelvoorstelling in den Vlaamschen Schouwburg, waar onder meer een goede werkelijkheidsschets uit het Vlaamsche plattelandsleven van Lod. Scheltjens, Menschwording, en Emants' bekend Onder Ons werd gegeven door liefhebbers, die voor 't meerendeel knap werk leverden en wier beschavenden invloed op de Vlaamsche bevolking met niet gering schatte. De volgende avond was gewijd aan de Toonkunst en de heer Hullebroeck mocht met zijn voordracht over Muzikale Ontwaking in Noord-Nederland en zijn staf van zangers, de heeren Van Gheluwe, Dauwe en De Vos, die liederen van Cath. van Rennes, Hol, Heinze, Zweers, Wagenaar, Loots, Von Brucken Fock en Van Anrooy uitvoerden, de hulde van een in letterlijken zin tot den nok gevulden schouwburg in ontvangst nemen. 't Was een teleurstelling dat de Zuidafrikaansche liederen en voordrachten door droevige familieomstandigheden van het programma waren afgevoerd. Zuid-Afrika was toch reeds karig bedeeld op dit Congres, al hield Dr. Kiewiet de Jonge een treffende rede over het Afrikaansch en zijn letterkunde - men denke aan het als door Perk's muze ingegeven Die Vlakte van J.C. - en al heeft Dr. Mansvelt in een heildronk aan den feestdisch verzekerd dat het Afrikaansche volk, de Republieken mogen dan staatkundig verdwenen zijn, springlevend is en zal blijven levenSt. Romboutstoren te Mechelen.
tot meerderen roem van den Nederlandschen Stam. Dinsdagavond was er een Vlaamsch mu- | |
[pagina 217]
| |
ziekfeest in het Park (Waux Hall) onder begunstiging van prachtig zomerweer, dat trouwens het geheele Congres overstraald heeft. Uitgevoerd werden werken van Benoit, Tinel, Wilford, Gilson, Wambach, Blockx, Mestdagh, Mortelmans, Huberti en De Boeck, waarvan eenigen zelf hun werk leidden. De solisten, Mevr. Borelli (zang) en de heer Drubbel (viool) werden ook zeer toegejuicht. Wat er na dien avond in steeds stijgende ongewoonheid door de Congressisten is genoten, zou dichterlijke beelding eischen. Wie onzer zal ooit dien plechtigen avond vergeten in het door en door Vlaamsche Mechelen met zijn stille straten en oude gevels, van vroegere welvaart en weelde getuigend, dien Woensdagavond, toen heel de bevolking en stamverwanten van heinde en verre toegestroomd, in gewijde stemming opstaarden naar dien hoogen stompen toren door velen in den namiddag beklommen om het geliefde Vlaanderland in wijde verte te zien wegwazen; naar dien trouwen wachter der stad, die daar in den zachten maneglans als bezield werd en zijn beiaardklanken beurtelings in teer getinkel of zwaren galm over onze hoofden uitstortte. Bekende Vlaamsche en Hollandsche liedekens, vaderlandsche zangen klonken van den toren tot ver door den avondhemel, die starrestralend zich welfde over het vredig Vlaanderen. Koorzang van het Cijferisten gilde onder leiding van den heer Aloys Desmet, wisselde den beiaard af en 't was of de oudheid herleefde toen de torenwachter zijn eentonige roepstem van de hoeken in den nacht zond: 't Is alles rustig in de steê!
't Is al in vreê.
Brave lieden, slaapt nu zacht!
De torenwachter houdt de wacht,
Menschen, goeden nacht!
Geestdriftig hebben we den Tak Mechelen van het A.N.V. dank gebracht voor de inrichting van dit zeer bijzondere beiaardconcert en nog geestdriftiger den eenvoudigen kunstenaar, den beiaardier Jef Denijn gehuldigd, die zijn klokken heeft doen klinken en klateren, doen luiden en loven, doen juichen en jubelen, zooals dat alleen mogelijk schijnt in VlaanderlandGa naar voetnoot1). Wat na dien nog komen moest kon niet stemmiger zijn, maar 't was wel schitterender. Want zelden of nooit zullen de Congressisten na het feestmaal op Donderdagavond, waar zoo geestdriftig de gezondheid onzer Vorstin gedronken werd, de prachtige gothiek, het kostbare gobelin, het rijkglanzende goudleer boven de weelderig gebeeldhouwde lambrizeeringen van het koninklijk stadhuis gezien hebben, als toen zij daar hun intocht deden in die schitterend verlichte zalen. Het was ontroerend, de Vlaamsche kinderen van Brussel in de Maximiliaanzaal zoo zuiver te hooren zingen van hun geliefd
Jef Denijn,
beiaardier van Mechelen. Vlaanderen en ons Wilhelmus, al maakt men zich geen illusie omtrent de nawerking van deze gastvrije Nederlandsche ontvangst door Burgemeester De Mot, en al weten we dat nu weer het Fransch de voorrang heeft op het plein, waar eens enkele onzer gemeenschappelijke edelen voor de vrijheid der Nederlanden het leven lieten. Teekening naar Rubens, op de spijslijst.
Er waren een kleine honderd uitverkorenen, die na dit laatste feest en waardig slot nog een laatster mochten meemaken op het gastvrije buiten Te Nitterveld van de familie Ameye-Dobbelaere. En weer was het puur zomer in Vlaanderland. Wij woonden, gezeten tegen een heuvelhelling, de voorstelling bij van een klein muziekdrama Oedipus te Colonna, door drie jonge krachten van de Antwerpsche muziekschool op den tegenover liggenden heuvel tusschen tempelfragmenten uitgevoerd. En weer was het een nog ongenoten schouwspel: die Grieksche kleur- en lijnschoonheid in een natuurlijke tooneelschikking van lichtdoortinteld groen. Vooral Antigone blonk uit door klassieke standen en gebaren en sober spel. De kunstzinnige gastvrouwe en gastheer van | |
[pagina 218]
| |
den bronrijken Muziekberg, waarop het bekoorlijke landhuis ligt met zijn bloementerrassen en vijvers, zijn ravijnen en dennenkammen, kennen den dank hunner
Huize ‘Te Nitterveld’, bij Louise Marie.
gasten, waaronder zoo verscheiden jonge Hollandsche schrijvers en dichters, die er altijd welkom zijn, dat wellicht ook eenmaal van hen zal getuigd worden: Hun vloer betreden wordt, hun dorpel is gesleten
Van schilders, kunstenaars, van zangers en poëten.
Dordrecht, Sept. 1906. C. VAN SON. |
|